Provided by: manpages-nl_4.13-4_all bug

NAAM

       tar -  een archivering hulpprogramma

SAMENVATTING

   Traditioneel gebruik
       tar {A|c|d|r|t|u|x}[GnSkUWOmpsMBiajJzZhPlRvwo] [ARG...]

   UNIX-stijl gebruik
       tar -A [OPTIES] ARCHIEF ARCHIEF

       tar -c [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar -d [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar -t [-f ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

       tar -r [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar -u [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar -x [-f ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

   GNU-stijl gebruik
       tar {--catenate|--concatenate} [OPTIES] ARCHIEF ARCHIEF

       tar --create [--file ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar {--diff|--compare} [--file ARCHEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar --delete [--file ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

       tar --append [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar --list [-f ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

       tar --test-label [--file ARCHIEF] [OPTIES] [LABEL...]

       tar --update [--file ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar --update [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar {--extract|--get} [-f ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

OPMERKING

       Deze  man-pagina  bevat  een  korte  beschrijving  van  GNU  tar.  Voor een gedetailleerde
       discussie, inclusief voorbeelden en aanbevelingen over gebruik, verwijzen we naar  de  GNU
       Tar  Handleiding  beschikbaar in texinfo formaat. Als de info lezer en de tar documentatie
       correct op jouw systeem zijn geïnstalleerd, dan geeft het commando

           info tar

       toegang tot de volledige handleiding.

       U kunt de manual ook lezen door gebruik te maken van de info modus  in  emacs(1),  of  hem
       vinden in de diverse formaten online op

           http://www.gnu.org/software/tar/manual

       Als er een verschil optreed tussen deze man-pagina en de GNU Tar Handleiding, dan dient de
       laatste beschouwd te worden als de bepalende bron.

BESCHRIJVING

       GNU tar is een archivering programma ontworpen om meerdere bestanden in een enkel  bestand
       op  te  slaan,  en  om zulke archieven te bewerken. Het archief kan een normaal bestand of
       apparaat zijn (b.v. een band apparaat, vandaar  de  naam  van  het  programma,  dat   tape
       archiver betekent, die zich bevind op de lokale of een machine op afstand.

   Optie stijlen
       Opties  voor  GNU  tar  kunnen  bestaan uit drie verschillende stijlen. In de traditionele
       stijl, is het eerste argument een groep van optie  letters  en  alle  volgende  argumenten
       geven  argumenten  aan  die  opties  die  zo nodig hebben. De argumenten worden gelezen in
       dezelfde volgorde als de optie letters. Elk commando dat resteert nadat alle  opties  zijn
       verwerkt  worden behandeld als niet-optionele argumenten: bestandsnamen of namen van leden
       van archieven.

       Bijvoorbeeld, de c optie zal een archief aanmaken, de v optie vraagt om veel informatie te
       geven,  en  de f optie vraagt om een argument van de naam van het archief om op te werken.
       Het volgende commando, geschreven  in  de  traditionele  stijl,  instrueert  tar  om  alle
       bestanden  van  de map /etc op te slaan in het archief bestand etc.tar daarbij uitgebreide
       informatie gevend over de bestanden die worden gearchiveerd:

       tar cfv etc.tar /etc

       In UNIX of korte-optie stijl, is  elke  optie  een  letter  voorafgegaan  door  een  enkel
       verbindingsstreepje, net als in andere commando´s. Als een optie een argument nodig heeft,
       dan moet dat meteen volgen, ofwel als een apart commando woord, ofwel onmiddellijk  na  de
       optie. Echter, als een optie een optioneel argument nodig heeft, dan moet die onmiddellijk
       na de optie volgen, zonder een tussenliggende witruimte, net als in -g/tmp/snar.db.

       Opties die geen argumenten nodig hebben  mogen  samen  gegroepeerd  worden  na  een  enkel
       verbindingsstreepje,  b.v.  -vkp. Opties die argumenten nodig hebben (zowel  verplicht als
       optioneel), mogen gegeven worden ná zulk een groep, b.v. -vkpf a.tar.

       Het hierboven gegeven commando kan er in de korte-optie stijl  uitzien als:

       tar -cvf etc.tar /etc
       of
       tar -c -v -f etc.tar /etc

       In GNU of lange-optie stijl begint elke optie met twee verbindingsstreepjes en  heeft  een
       betekenis  volle  naam,  bestaande  of  kleine letters and streepjes. Indien die gebruikte
       wordt, kan de lange optie  afgekort  worden  tot  zijn  initiële  letter,  mits  dat  geen
       ambiguïteit  creëert. Argumenten voor lange opties worden gegeven  als ofwel als een apart
       commando woord, onmiddellijk na de optie, ofwel gescheiden van de optie door een  is-teken
       zonder  tussen  liggende  witruimte. Optionele argumenten moeten altijd de laatste methode
       volgen.

       Hier zijn verschillende manieren van het voorbeeld commando in deze stijl:

       tar --create --file etc.tar --verbose /etc
       of (afkorten van sommige opties):
       tar --cre --file=etc.tar --verb /etc

       De opties in alle drie de stijlen mogen gemengd worden, alhoewel dit niet wordt aangeraden
       voor oude opties.

   Bewerkingen
       De opties in de tabel hieronder vertellen wat GNU tar moet doen. Precies één van deze moet
       opgegeven worden. De betekenis van niet-optionele argumenten hangt  af  van  de  opgegeven
       modus.

       -A, --catenate, --concatenate
              Archief  aan  het  eind  van  een  ander  archief  toevoegen . De argumenten worden
              behandeld als de namen van de toe te voegen archieven. Alle  archieven  moeten  van
              hetzelfde  formaat  zijn als het archief dat toegevoegd gaat worden, anders zou het
              resulterende archief mogelijk niet bruikbaar zijn voor niet-GNU implementaties  van
              tar.  Merk  op  dat  wanneer  meer  dan  een  archief werd gegeven, de leden van de
              archieven anders dan de  eerste,  alleen  toegankelijk  zijn  in  het  resulterende
              archief door gebruik van de optie -i (--ignore-zeros).

              Gecomprimeerde archieven kunnen niet geconcateneerd worden.

       -c, --create
              Een nieuw archief creëren. Argumenten geven de namen van bestanden die gearchiveerd
              moeten worden. Mappen worden recursief gearchiveerd, behalve als de  --no-recursion
              werd gebruikt.

       -d, --diff, --compare
              De  verschillen  tussen  archief  en het bestandssysteem zoeken. De argumenten zijn
              optioneel en specificeren welke leden te vergelijken. Niet gegeven betekent dat  de
              werkmap wordt gebruikt.

       --delete
              Uit archief verwijderen. De argumenten geven de namen van leden die verwijderd moet
              worden. Minstens een argument moet opgegeven worden.

              Deze optie werkt niet op gecomprimeerde  archieven.  Er  bestaat  geen  korte-optie
              equivalent.

       -r, --append
              Bestanden  toe  voegen  aan  het  einde van het archief. Argumenten hebben dezelfde
              betekenis als voor -c (--create).

       -t, --list
              De inhoud van een archief tonen. Argumenten zijn optioneel. Indien  opgegeven,  dan
              specificeren ze de te tonen namen van leden.

       --test-label
              Het  volume  label  van  het  archief  testen  en  stoppen.  Indien gebruikt zonder
              argumenten  dan toont het het volume label (als er een is) en  stopt  met  de  eind
              waarde  0.  Indien  een  of  meer  argumenten werden gegeven dan vergelijkt tar het
              volume label met elk argument. Het stopt met code 0 als er  een  overeenkomst  werd
              gevonden  en  anders  met eind waarde 1.  Er wordt geen uitvoer getoond, behalve in
              combinatie met de -v (--verbose) optie.

              Er is geen korte optie equivalent voor deze optie.

       -u, --update
              Bestanden toe voegen indien deze nieuwer zijn dan de overeenkomstige  bestanden  in
              het  archief. Argumenten hebben dezelfde betekenis als bij de -c en -r opties. Merk
              op dat nieuwere bestanden hun oude archief kopieën niet vervangen, maar  in  plaats
              daarvan  toegevoegd  worden  aan het eind van het archief. Het resulterende archief
              kan  dus  meerdere  leden  met  dezelfde  naam  bevatten,  overeenkomende  met   de
              verschillende versies van hetzelfde bestand.

       -x, --extract, --get
              Bestanden  uit  een  archief extraheren. Argumenten zijn optioneel. Als gegeven dan
              specificeren ze de namen van leden die uitgepakt moeten worden.

       --show-defaults
              Ingebouwde standaard waarden voor de verschillende tar opties  tonen en stoppen. Er
              zijn geen argumenten toegestaan.

       -?, --help
              De verkorte opties samenvatting tonen en stoppen. Argumenten zijn niet toegestaan.

       --usage
              De lijst van beschikbare opties tonen en stoppen. Geen argumenten toegestaan.

       --version
              Programma versie tonen en stoppen.

OPTIES

   Werkings aanpassers
       --check-device
              Apparaat   nummers   controleren   tijdens   aanmaken  van  incrementele  archieven
              (standaard).

       -g, --listed-incremental=BESTAND
              Het nieuwe GNU-formaat voor incrementele reservekopieën gebruiken.  BESTAND  is  de
              naam  van  de  momentopname.bestand,  waarin tar additionele informatie bewaard die
              gebruikt wordt om te beslissen welke bestanden werden  veranderd  sinds  de  vorige
              incrementele opslag en, die daarom nog een keer opgeslagen moet worden. Als BESTAND
              niet bestaat tijdens het aanmaken van archief, dan wordt het gemaakt en worden alle
              bestanden  toegevoegd  aan  het  resulterende  archief  (de  niveau  0  opslag). Om
              incrementele archieven van niet-nul niveau N te  maken:  maak  een  kopie  van  het
              momentopname  bestand  zoals  gecreëerd  tijdens  niveau  N-1  en  gebruikt het als
              BESTAND.

              Zowel bij tonen als uitpakken wordt de actuele inhoud van BESTAND niet bekeken,  de
              inhoud  is  alleen  nodig  vanwege  syntactische  redenen.   Daarom  wordt  in  het
              dagelijkse gebruik /dev/null gebruikt in zijn plaats.

       --hole-detection=METHODE
              METHODE gebruiken om gaten in ijle bestanden te detecteren. Deze  optie  impliceert
              --sparse.  Geldige  waarden  voor  METHODE  zijn seek en raw. seek is standaard met
              terugval naar raw wanneer deze niet van toepassing is.

       -G, --incremental
              Oude GNU-indeling van incrementele reservekopieën verwerken.

       --ignore-failed-read
              Niet afsluiten met een foutcode bij onleesbare bestanden.

       --level=NUMMER
              Opslag  niveau  instellen  voor   aangemaakte   vermeldde-incrementele   archieven.
              Momenteel  is alleen --level=0 van betekenis: het instrueert tar om de momentopname
              af te kappen voor het opslaan, en tevens het 0 opslag niveau te forceren.

       -n, --seek
              Aannemen dat het archief doorzoekbaar is.  Normaliter bepaalt  tar  automatisch  of
              een  archief doorzocht kan worden of niet. Deze optie is bedoeld om te gebruiken in
              die gevallen waar die herkenning faalt.  Het heeft alleen effect  als  het  archief
              geopend is om te lezen (b.v. met de --list of --extract opties).

       --no-check-device
              Geen apparaatnummers controleren tijdens aanmaken van incrementele archieven.

       --no-seek
              Aannemen dat het archief niet doorzoekbaar is.

       --occurrence[=AANTAL]
              Alleen het AANTALste voorkomen van elk bestand in het archief verwerken. Deze optie
              is alleen geldig in combinatie met een van  de  subopdrachten  ----delete,  --diff,
              --extract  of  --list  én  wanneer  een  lijst  van  bestanden  gegeven  is  op  de
              opdrachtregel of via optie -T. Standaard: AANTAL is 1

       --restrict
              Het gebruik van potentieel gevaarlijke opties of opdrachten uitschakelen.

       --sparse-version=HOOFD[.SUB]
              Versie van het ijle formaat instellen (impliceert --sparse). Deze optie  impliceert
              --sparse.   Geldige   waarden  voor  de  argumenten  zijn  0.0,  0.1  en  1.0.  Een
              gedetailleerde discussie over ijle formaten is te vinden in appendix  D  ,  "Sparse
              Formats"  van  de  GNU  Tar Manual. Bij gebruik van de info lezer kunt u het vinden
              m.b.v. het commando: info tar 'Sparse Formats'.

       -S, --sparse
              IJle bestanden efficient behandelen.   Sommige  bestanden  in  het  bestandssysteem
              hebben onbeschreven segmenten (vaak zijn dit database bestanden aangemaakt door DBM
              systemen. Als deze optie is gebruikt dan zal tar voor het  archiveren  proberen  te
              bepalen  of  het  bestand  ijl  is,  en  als  dat zo is, dan zal het de grootte van
              resulterende archief beperken door de lege delen van het bestand niet op te slaan.

   Overschrijvingsopties
       Deze opties bepalen acties van tar bij het uitpakken van een  bestand  uit  een  bestaande
       kopie op de schijf.

       -k, --keep-old-files
              Bestaande bestanden bij het uitpakken niet overschrijven.

       --keep-newer-files
              Bestaande bestanden die nieuwer zijn dan die in het archief niet vervangen.

       --keep-directory-symlink
              Bestaande symbolische koppelingen naar mappen behouden bij het uitpakken.

       --no-overwrite-dir
              Metagegevens van bestaande mappen behouden.

       --one-top-level[=MAP]
              Pak  alle bestanden uit in MAP, of, indien gebruikt  zonder argument, in een submap
              genoemd naar  de  basis  naam  van  het  archief  (minus  de  standaard  compressie
              achtervoegsels, herkenbaar aan --auto-compress).

       --overwrite
              Bestaande bestanden bij het uitpakken overschrijven.

       --overwrite-dir
              De metagegevens van bestaande mappen bij het uitpakken overschrijven (standaard).

       --recursive-unlink
              Alle bestanden  in de map recursief verwijderen alvorens het archief uit te pakken

       --remove-files
              Bestanden na hun toevoeging aan het archief verwijderen.

       --skip-old-files
              Bij het uitpakken bestaande bestanden niet vervangen; stilletjes overslaan.

       -U, --unlink-first
              Elk bestand verwijderen voor het uit te pakken.

       -W, --verify
              Het archief na het schrijven verifiëren.

   Selecteren van uitvoerkanaal
       --ignore-command-error

       Eind waarden van dochter processen negeren.

       --no-ignore-command-error
              Eind  waarden  van  dochter  processen  die  niet  nul  zijn  als  fout  behandelen
              (standaard).

       -O, --to-stdout
              Bestanden uitpakken naar standaard uitvoer.

       --to-command=OPDRACHT
              Sluis uitgepakte bestanden door OPDRACHT. Het argument  is  de  pad  naam  van  een
              extern  programma,  optioneel  met  commando  regel argumenten. Het programma wordt
              aangeroepen en de inhoud van een uitgepakt bestand wordt eraan  aangeboden  via  de
              standaard   invoer.   Additionele  data  zal  worden  aangeboden  via  de  volgende
              omgevingsvariabelen:

              TAR_FILETYPE
                     Type van het bestand. Dit is een enkele letter met de volgende betekenis:

                             f           Normaal bestand
                             d           Map
                             l           Symbolische koppeling
                             h           Harde koppeling
                             b           Blok apparaat
                             c           Teken apparaat

                     Momenteel worden alleen normale bestanden ondersteund.

              TAR_MODE
                     Bestands modus, een octaal getal

              TAR_FILENAME
                     De naam van het bestand.

              TAR_REALNAME
                     Naam van het bestand zoals opgeslagen in het archief.

              TAR_UNAME
                     Naam van de eigenaar van het bestand.

              TAR_GNAME
                     Naam van de groep van het bestand.

              TAR_ATIME
                     Tijd van de laatste toegang. Dit is een  decimaal  getal,   dat  het  aantal
                     seconden  sinds  de Epoch voorsteld. Als het archief tijden met nanoseconden
                     precisie bevat, dan worden de nanoseconden achter de decimale  punt  van  de
                     tijdstempel toegevoegd.

              TAR_MTIME
                     Tijd van de laatste wijziging.

              TAR_CTIME
                     Tijd van de laatste status verandering.

              TAR_SIZE
                     Grootte van het bestand.

              TAR_UID
                     UID van de eigenaar van het bestand.

              TAR_GID
                     GID van de eigenaar van het bestand.

              Bovendien  bevatten  de volgende variabelen informatie over de werking modus en het
              archief van wordt bewerkt van tar:

              TAR_VERSION
                     GNU tar versie nummer.

              TAR_ARCHIVE
                     De naam van het archief dat tar bewerkt.

              TAR_BLOCKING_FACTOR
                     Huidige blok factor, m.a.w. het aantal 512-byte blokken in een record.

              TAR_VOLUME
                     Ordinaal getal van het volume dat tar verwerkt (gezet bij het  lezen  vaneen
                     multi-volume archief)

              TAR_FORMAT
                     Indeling  van  het  archief dat verwerkt wordt. Een van: gnu, oldgnu, posix,
                     ustar, v7.

              TAR_SUBCOMMANDO
                     Een korte optie (met voorafgaand streepje) die de operatie die tar  uitvoert
                     beschrijft.

   Behandeling van bestandskenmerken
       --atime-preserve[=METHODE]
              Toegangstijdsstempels   van   gearchiveerde  bestanden  behouden,  ofwel  door  het
              herstellen van de tijdsstempels na het lezen  (MANIER=replace,  ofwel  of  door  de
              tijdstempels met rust te laten (MANIER=system)

       --delay-directory-restore
              Uitstellen  van het zetten van permissies en tijdstempels van uitgepakte mappen tot
              na het uitpakken. Gebruik deze optie om uit te  pakken  uit  een  archief  met  een
              ongebruikelijke ordening van leden.

       --group=NAAM[:GID]
              Forceer NAAM als groep voor toegevoegde bestanden. Als GID niet opgegeven werd, dan
              kan NAAM ofwel een gebruikersnaam ofwel een numeriek GID zijn. In dit geval zal het
              ontbrekende  deel  (GID  of  naam)  afgeleid  worden  van de groep database van het
              systeem.

              Indien gebruikt met --group-map=BESTAND, beïnvloed alleen die bestanden waarvan  de
              groepseigenaar niet voorkomt in BESTAND.

       --group-map=BESTAND
              Lees  de  groep vertaal tabel uit BESTAND. Lege regels worden genegeerd. Commentaar
              begint met het # teken en eindigt bij het einde van de regel. Elke niet lege  regel
              in  BESTAND  bepaald  de vertaling van een enkele groep. Die regel moet bestaan uit
              twee velden, gescheiden door elk aantal van witruimtes.

              OUDE_GROEP NIEUWE_GROEP[:NIEUW_GID]

              OUDE_GROEP is ofwel een geldige groep ofwel een GID voorafgegaan  met  +.   Behalve
              als   NIEUW_GID  werd gegeven, moet NIEUWE_GROEP ofwel een geldige groepsnaam ofwel
              een +GID zijn.  Anders hoeven zowel NIEUWE_GROEP  als  NIEUW_GID  niet  vermeld  te
              worden in de groep database van het systeem.

              Het  resultaat  is  dat elk invoer bestand met groep eigenaar OUDE_GROEP opgeslagen
              wordt in het archief met groep eigenaar NIEUWE_GROEP en GID NIEUW_GID.

       --mode=WIJZIGINGEN
              Toegevoegde bestanden krijgen (symbolische) WIJZIGINGEN in hun modus.

       --mtime=DATUM-OF-BESTAND
              Stel de mtime in voor toegevoegde bestanden. DATE-OR-FILE is ofwel  een  datum/tijd
              in  bijna  willekeurig  formaat, of de naam van een bestand bestand. In het laatste
              geval zal de mtime van dat bestand gebruikt worden.

       -m, --touch
              Bestandswijzigingstijden niet uitpakken.

       --no-delay-directory-restore
              Het effect van de optie --delay-directory-restore ongedaan maken.

       --no-same-owner
              Bestanden uitpakken als uzelf (standaard voor gewone gebruikers).

       --no-same-permissions
              De umask van de  gebruiker  toepassen  bij  het  uitpakken  van  bestandspermissies
              (standaard voor gewone gebruikers).

       --numeric-owner
              Altijd getallen gebruiken voor gebruikers- en groepsnamen.

       --owner=NAAM[:UID]
              Forceer NAAM als groep voor toegevoegde bestanden. Als UID niet opgegeven werd, dan
              kan NAAM ofwel een gebruikersnaam ofwel een numeriek UID zijn. In dit geval zal het
              ontbrekende  deel  (UID  of  naam)  afgeleid  worden  van de groep database van het
              systeem.

              Indien gebruikt met --owner-map=BESTAND, dan worden alleen die bestanden  beïnvloed
              waarvan de eigenaar niet voorkomt in BESTAND.

       --owner-map=BESTAND
              Lees  de  eigenaar  vertaal  tabel  uit  BESTAND.  Lege  regels  worden  genegeerd.
              Commentaar begint met het # teken en eindigt bij het einde van de regel. Elke  niet
              lege  regel  in  BESTAND  bepaald  de  vertaling van een enkele UID. Die regel moet
              bestaan uit twee velden, gescheiden door elk aantal van witruimtes.

              OUDE_EIGENAAR NIEUWE_EIGENAAR[:NIEUW_UID]

              OUDE_EIGENAAR is ofwel een geldige gebruiker ofwel een  UID  voorafgegaan  met   +.
              Behalve  als   NIEUW_UID  werd  gegeven,  moet  NIEUWE_EIGENAARP  ofwel een geldige
              gebruiker ofwel een +UID zijn.  Anders hoeven zowel NIEUWE_EIGENAARP als  NIEUW_UID
              niet vermeld te worden in de gebruiker database van het systeem.

              Het  resultaat  is  dat  elk  invoer bestand van gebruiker OUDE_EIGENAAR opgeslagen
              wordt in het archief  onder gebruiker NIEUWE_EIGENAAR en UID NIEUW_UID.

       -p, --preserve-permissions, --same-permissions
              bestandspermissies ook uitpakken (standaard voor root)

       --same-owner
              Bestanden proberen  uit  te  pakken  met  dezelfde  eigenaar  als  in  het  archief
              (standaard voor root).

       -s, --preserve-order, --same-order
              Uit  te  pakken  namen  sorteren zodanig dat ze overeenkomen met de volgorde in het
              archief.

       --sort=VOLGORDE
              Bij het aanmaken  van  een  archief,  sorteer  inschrijvingen  in  de  map  volgens
              VOLGORDE, dat een van none, name, of inode is.

              De  standaard is --sort=none, dat slaat archief leden in dezelfde volgorde op zoals
              terug gegeven door het besturingssysteem.

              Gebruik van --sort=name zorgt ervoor dat de volgorde  van  leden  in  het  gemaakte
              archief uniform en reproduceerbaar is.

              Gebruik  van  --sort=inode  verminderd  het  aantal zoek operaties op de schijf die
              worden gemaakt bij het aanmaken van  het  archief  en  kan  daarom  het  archiveren
              aanzienlijk  versnellen.  Deze sorteer volgorde wordt alleen ondersteund indien het
              onderliggende systeem de noodzakelijk informatie aanlevert.

   Uitgebreide bestandskenmerken
       --acls Ondersteuning voor POSIX ACL's inschakelen.

       --no-acls
              Ondersteuning voor POSIX ACL's uitschakelen.

       --selinux
              Ondersteuning voor SELinux-contexten inschakelen.

       --no-selinux
              Ondersteuning voor SELinux-contexten uitschakelen.

       --xattrs
              Ondersteuning voor uitgebreide kenmerken inschakelen.

       --no-xattrs
              Ondersteuning voor uitgebreide kenmerken uitschakelen.

       --xattrs-exclude=PATROON
              Specificeert het  uitsluit  patroon  van  xattr  sleutels.  PATROON  is  een  POSIX
              reguliere   expressie,   b.v.   --xattrs-exclude='^user.'   om  attributen  uit  de
              gebruikersnaam ruimte uit te sluiten.

       --xattrs-include=PATROON
              Patroon van in te sluiten xattr-sleutels. PATROON is een reguliere POSIX expressie.

   Apparaat selectie en -wisseling
       -f, --file=ARCHIEF
              Gebruik het archief bestand of apparaat ARCHIEF.  Als  deze  optie  niet  opgegeven
              werd,  dan  zal  tar eerst de omgevingsvariable 'TAPE' bekijken. Als deze gezet is,
              dan zal zijn waarde gebruikt worden als archief naam. Anders zal tar de  ingebouwde
              standaard  gebruiken.  De  standaard  waarde kan bekeken worden door gebruik van de
              --show-defaults optie, of aan het einde van de tar --help uitvoer.

              Een archief naam met een  dubbele  punt  erin,  specificeert  een  bestand  of  een
              apparaat   op   een   andere   computer.  Het  deel  vóór  de  dubbele  punt  wordt
              geïnterpreteerd als computernaam of IP adres, en het deel achter  de  dubbele  punt
              als bestand of apparaat padnaam, b.v.:

              --file=remotehost:/dev/sr0

              Een optionele gebruikersnaam mag voorafgegaan worden door een hostnaam, door er een
              @ tussen te plaatsen.

              Standaard  kan  de  andere  computer  benaderd  worden  met  het  rsh(1)  commando.
              Tegenwoordig  is  het  gewoond om in plaats daarvan ssh(1) te gebruiken. U kunt dit
              ook doen met de volgende optie op de commando regel:

              --rsh-command=/usr/bin/ssh

              Op de andere computer moet het commando rmt(8) geïnstalleerd zijn. Als  daarvan  de
              padnaam niet overeenkomt met de standaard van tar, dan kunt u de juiste padnaam aan
              tar laten weten door gebruik van de --rmt-command optie.

       --force-local
              Archiefbestand is lokaal, zelfs als het een dubbele punt bevat.

       -F, --info-script=OPDRACHT, --new-volume-script=OPDRACHT
              Voer COMMANDO uit aan het eind van elke  band  (impliceert  -M.  Het  commando  mag
              argumenten  bevatten. Bij de start zal het de omgeving van tar erven en daarenboven
              de volgende variabelen:

              TAR_VERSION
                     GNU tar versie nummer.

              TAR_ARCHIVE
                     De naam van het archief dat tar bewerkt.

              TAR_BLOCKING_FACTOR
                     Huidige blok factor, m.a.w. het aantal 512-byte blokken in een record.

              TAR_VOLUME
                     Ordinaal getal van het volume dat tar verwerkt (gezet bij het  lezen  vaneen
                     multi-volume archief)

              TAR_FORMAT
                     Indeling  van  het  archief dat verwerkt wordt. Een van: gnu, oldgnu, posix,
                     ustar, v7.

              TAR_SUBCOMMANDO
                     Een korte optie (met voorafgaand streepje) die de operatie die tar  uitvoert
                     beschrijft.

              TAR_FD Bestands  beschrijving  die gebruikt kan worden om de nieuwe volume naam aan
                     tar te laten weten.

              Als het info script faalt dan stopt tar; anders begint het het volgende  volume  te
              schrijven.

       -L, --tape-length=N
              Verander  band  na  het  schrijven van Nx1024 bytes. Indien N gevolgd werd door een
              grootte achtervoegsel (zie subsectie Size  suffixes  hieronder),  dan  bepaald  het
              achtervoegsel de vermenigvuldigingsfactor in plaats van 1024.

              Deze optie impliceert -M.

       -M, --multi-volume
              Meerdelig archief aanmaken/opsommen/uitpakken.

       --rmt-command=OPDRACHT
              Gebruik  COMMANDO  in  plaats  van  rmt  bij  het benaderen van archieven op andere
              computers. Zie de beschrijving van de -f optie, hierboven.

       --rsh-command=OPDRACHT
              Gebruik COMMANDO in plaats van rsh  bij  het  benaderen  van  archieven  op  andere
              computers. Zie de beschrijving van de -f optie, hierboven.

       --volno-file=BESTAND
              Indien  deze  optie  gebruikt wordt samen met --multi-volume, dan zal tar bijhouden
              welk volume van een multi-volume archief het bewerkt in BESTAND.

   Blokverwerking
       -b, --blocking-factor=BLOKKEN
              Stel de grootte van een record in op BLOKKENx512 bytes.

       -B, --read-full-records
              Accepteer niet-complete invoer records na de einde-bestand markering bij  tonen  of
              uitpakkken

       -i, --ignore-zeros
              Negeer  blokken  met nullen in het archief. Normaliter betekenen twee opeenvolgende
              512-blokken gevuld met nullen EOF en tar stopt dan met lezen na deze tegen  gekomen
              te  zijn. Deze optie instrueert het om door te lezen en is nuttig bij het lezen van
              archieven die met de -A optie zijn aangemaakt.

       --record-size=AANTAL
              Set de record grootte in. AANTAL is het aantal  bytes  per  record.  Het  moet  een
              meervoud  zijn van 512. Het mag gevolgd worden door een grootte achtervoegsel, e.g.
              --record-size=10K, voor 10 Kilobytes.  Zie de subsectie grootte achtervoegsel, voor
              een lijst met geldige achtervoegsels.

   Archiefindelingskeuze
       -H, --format=FORMAAT
              een archief maken in het gekozen formaat. Geldige formaten zijn:

              gnu    GNU-indeling van tar 1.13.x

              oldgnu GNU-indeling van tar <= 1.12.

              pax, posix
                     POSIX 1003.1-2001 (pax-indeling).

              ustar  POSIX 1003.1-1988 (ustar-indeling).

              v7     Oude V7 tar-indeling.

       --old-archive, --portability
              Hetzelfde als --format=v7.

       --pax-option=sleutelwoord[[:]=waarde][,sleutelwoord[[:]=waarde]]...
              Bepaal  pax  sleutelwoorden bij aanmaken van PAX archieven (-H pax).  Deze optie is
              equivalent´ aan de -o van het pax(1) hulpprogramma.

       --posix
              Hetzelfde als --format=posix.

       -V, --label=TEKST
              Een archief met de volume  naam  TEKST  maken;  bij  opsommen/uitpakken  TEKST  als
              zoekpatroon voor de volume naam gebruiken.

   Compressie-opties
       -a, --auto-compress
              Compressieprogramma afleiden uit het archief achtervoegsel.

       -I, --use-compress-program=OPDRACHT
              Filter  data  met  behulp  van  COMMANDO.  Dit moet de -d optie om te decomprimeren
              accepteren. Het argument mag commando regel opties bevatten.

       -j, --bzip2
              Het archief door bzip2(1) filteren.

       -J, --xz
              Het archief door xz(1) filteren.

       --lzip Het archief door lzip(1) filteren.

       --lzma Het archief door lzma(1) filteren.

       --lzop Het archief door lzop(1) filteren.

       --no-auto-compress
              Compressieprogramma niet afleiden uit archief achtervoegsel.

       -z, --gzip, --gunzip, --ungzip
              Het archief door gzip(1) filteren.

       -Z, --compress, --uncompress
              Het archief door compress(1) filteren.

       --zstd Het archief door zstd(1) filteren.

   Lokale bestandskeuze
       --add-file=BESTAND
              Het gegeven BESTAND aan het archief toevoegen (handig als de naam  begint  met  een
              '-').

       --backup[=MANIER]
              Reservekopie  maken  voor verwijderen. Het MANIER argument, indien gegeven, bepaalt
              het reservekopie beleid. Geldige waarden zijn:

              none, off
                     Nooit reservekopieën maken.

              t, numbered
                     Genummerde reservekopieën maken.

              nil, existing
                     Genummerde  reservekopieën  maken  als  ze  al  bestaan,  anders  eenvoudige
                     reservekopieën.

              never, simple
                     Altijd eenvoudige reservekopieën maken

              Als  MANIER  niet  werd  opgegeven,  dan  zal  de  waarde  van  de  VERSION_CONTROL
              omgevingsvariable  genomen worden.  Als  hij  niet  is  gezet  dan  wordt  existing
              aangenomen.

       -C, --directory=MAP
              Verander  naar  MAP  voor  het uitvoeren van elke bewerking. Deze optie is volgorde
              afhankelijk, m.a.w. hij beïnvloed alle volgende opties.

       --exclude=PATROON
              Sluit bestanden die passen op PATROON uit, een glob(3)-stijl jokerteken patroon.

       --exclude-backups
              Reservekopieën en vergrendelingsbestanden uitsluiten.

       --exclude-caches
              Inhoud van mappen die CACHEDIR.TAG bevatten uitsluiten, behalve CACHEDIR.TAG zelf.

       --exclude-caches-all
              Mappen die CACHEDIR.TAG bevatten uitsluiten, behalve CACHEDIR.TAG zelf.

       --exclude-caches-under
              Alles onder mappen die CACHEDIR.TAG bevatten uitsluiten.

       --exclude-ignore=BESTAND
              Voor dumpen van een map, kijk of hij BESTAND bevat. Als dit  zo  is,  lees  dan  de
              uitsluit patronen van die bestand. De patronen beïnvloeden alleen de map zelf.

       --exclude-ignore-recursive=BESTAND
              Gelijk aan --exclude-ignore, behalve dat patronen uit BESTAND zowel de map als zijn
              submappen beïnvloeden.

       --exclude-tag=BESTAND
              Inhoud van mappen die BESTAND bevatten uitsluiten, behalve BESTAND zelf.

       --exclude-tag-all=BESTAND
              Mappen die BESTAND bevatten uitsluiten.

       --exclude-tag-under=BESTAND
              Alles onder de mappen die BESTAND bevatten uitsluiten.

       --exclude-vcs
              Systeemmappen van versiebeheer uitsluiten.

       --exclude-vcs-ignores
              Sluit bestanden uit die  passen  op  patronen  gelezen  uit  VCS-specifieke  negeer
              bestanden.  Ondersteunde  bestanden  zijn:   .cvsignore, .gitignore, .bzrignore, en
              .hgignore.

       -h, --dereference
              Symbolische koppelingen volgen; de bestanden waar ze naar verwijzen archiveren.

       --hard-dereference
              Harde koppelingen volgen; de bestanden waar ze naar verwijzen archiveren.

       -K, --starting-file=LID
              Begin bij dit LID van het archief

       --newer-mtime=DATUM
              Bewerk bestanden waarvan de data is veranderd na DATUM. Als DATUM begint met / of .
              dan  wordt deze aangezien voor een bestandsnaam; de mtime van dat bestand wordt dan
              gebruikt als  de datum.

       --no-null
              Het resultaat van de vorige --null-optie ongedaan maken.

       --no-recursion
              Niet automatisch afdalen in mappen.

       --no-unquote
              Geen aanhalingstekens verwijderen rond namen van invoerbestand of van leden.

       --no-verbatim-files-from
              Behandel elke regel gelezen uit een lijst in een bestand alsof deze werd gegeven op
              de  commando  regel.  M.a.w. voorafgaande of nakomende witruimtes worden verwijderd
              en, als de resulterende tekenreeks begint met een streepje dan wordt deze behandeld
              als een tar commando regel optie.

              Dit  is  standaard  gedrag.  De  --no-verbatim-files-from optie is voorzien als een
              manier om het terug te zetten na de --verbatim-files-from optie.

              Die optie is optioneel: het beïnvloed alle  --files-from  opties  die  erna  komen,
              tot  aan  de --verbatim-files-from optie of aan einde van de regel, welke het eerst
              voorkomt.

              Dit werd geïmpliceerd door de --no-null optie.

       --null Instrueert volgende -T opties om met  nul  afgesloten  namen  letterlijk  te  lezen
              (schakelt speciale afhandeling van namen die beginnen met een streepje uit).

              Zie ook --verbatim-files-from.

       -N, --newer=DATUM, --after-date=DATUM
              Sla alleen bestanden op die nieuwer zijn dan DATUM. Als DATUM begint met een / of .
              dan wordt deze aangezien voor een bestandsnaam; de mtime van dat bestand wordt  dan
              gebruikt als  de datum.

       --one-file-system
              In het lokale bestandssysteem blijven bij maken van archief.

       -P, --absolute-names
              Voorafgaande '/' niet uit bestandsnamen verwijderen bij aanmaken van archieven.

       --recursion
              Recursief in mappen afdalen (standaard).

       --suffix=TEKENREEKS
              Voor verwijderen een reservekopie maken. Met  ~ als achtervoegsel, tenzij deze door
              de omgevingsvariable SIMPLE_BACKUP_SUFFIX werd  veranderd.

       -T, --files-from=BESTAND
              Namen van in of uit te pakken bestanden uit BESTAND halen.

              Behalve als anders  opgegeven,  BESTAND  moet  een  lijst  van  bestanden  bevatten
              gescheiden  door  ASCII LF (m.a.w. een naam per regel). De gelezen namen worden net
              zo behandeld als commando  regel  argumenten.  Ze  ondergaan  het  verwijderen  van
              aanhalingstekens  en  opsplitsen  van  woorden, en elke tekenreeks die begint met -
              wordt gezien als een tar commando regel optie.

              Als  dit  gedrag  niet  gewenst  is  dan   kan   het   worden   uitgezet   met   de
              --verbatim-files-from optie.

              De  --null optie instrueert tar dat namen in BESTAND zijn gescheiden door een ASCII
              NUL teken, in plaats van een LF. Dat is handig als de lijst werd  gemaakt  met  het
              find(1)  -print0 predicaat.

       --unquote
              Aanhalingstekens verwijderen rond bestand of namen van leden (standaard).

       --verbatim-files-from
              Behandelt  elke  regel  verkregen van een bestandslijst als een bestandsnaam, zelfs
              als  deze  begint  met  een  streepje.  Bestandslijsten  worden  opgegeven  met  de
              --files-from  (-T)   optie.  Het  standaard  gedrag is om de namen uit de opgegeven
              lijst te behandelen alsof ze werden getikt op de commando regel, m.a.w. alle  namen
              die    beginnen   met   een   streepje   worden   gezien   als   tar   opties.   De
              --verbatim-files-from optie schakelt dit gedrag uit.

              Deze optie beïnvloed alle --files-from opties  die  hierna  komen  op  de  commando
              regel. Zijn effect wordt ongedaan gemaakt door de --no-verbatim-files-from optie.

              This option is implied by the --null optie.

              Zie ook --add-file.

       -X, --exclude-from=BESTAND
              Sluit bestanden uit waarvan de patronen passen op die zoals opgesomd in BESTAND

   Bestandsnaam-transformaties
       --strip-components=AANTAL
              Dit AANTAL leidende componenten uit bestandsnamen verwijderen.

       --transform=EXPRESSIE, --xform=EXPRESSIE
              Deze vervangings-EXPRESSIE gebruiken om bestandsnamen met 'sed' te transformeren.

   Bestandsaanmaak-opties
       Bestandsnaam selectie-opties (voor zowel in- als uitsluitingpatronen):

       --anchored
              Patronen komen overeen met begin van bestandsnaam.

       --ignore-case
              Verschil tussen hoofd- en kleine letters negeren.

       --no-anchored
              Patronen komen overeen met alles na een / (is standaard bij uitsluiting).

       --no-ignore-case
              Hoofdlettergevoelige vergelijking (standaard).

       --no-wildcards
              Exacte tekenreeksvergelijking.

       --no-wildcards-match-slash
              Jokertekens komen niet overeen met /.

       --wildcards
              Jokertekens gebruiken (is standaard bij uitsluiting).

       --wildcards-match-slash
              Jokertekens komen overeen met / (is standaard bij uitsluiting).

   Informatieve uitvoer
       --checkpoint[=N]
              Voortgangsberichten tonen voor elk Nste record (standaard 10).

       --checkpoint-action=ACTIE
              Bij elk controlepunt deze ACTIE uitvoeren.

       --clamp-mtime
              Tijdsstempel  alleen  zetten wanneer het bestand recenter is dan wat gegeven is met
              '--mtime'.

       --full-time
              Bestandstijden in volledige resolutie tonen.

       --index-file=BESTAND
              Gedetailleerde uitvoer naar BESTAND sturen.

       -l, --check-links
              Een bericht tonen als niet alle links gearchiveerd werden.

       --no-quote-chars=TEKST
              De tekens in TEKST niet aanhalen.

       --quote-chars=TEKST
              Ook de tekens in TEKST aanhalen.

       --quoting-style=STIJL
              Stel aanhalingstekens stijl in voor bestands- en ledennamen. Geldige  waarden  voor
              STIJL zijn literal, shell, shell-always, c, c-maybe, escape, locale, clocale.

       -R, --block-number
              Bloknummer binnen archief tonen bij elk bericht.

       --show-omitted-dirs
              Bij opsommen of uitpakken: elke map opsommen die niet aan zoekcriteria voldoet.

       --show-transformed-names, --show-stored-names
              Bestands-  of  archiefnamen  na  transformatie  tonen  door  --strip en --transform
              opties.

       --totals[=SIGNAAL]
              Na verwerking van het archief het totaal aantal bytes  printen.  Als  een  argument
              gegeven  werd,  dan het totaal aantal bytes printen als dit SIGNAAL ontvangen werd.
              Mogelijke signalen zijn: SIGHUP, SIGQUIT, SIGINT,  SIGUSR1,  en  SIGUSR2.  Het  SIG
              voorvoegsel mag weg gelaten worden.

       --utc  Bestandswijzigingstijden in UTC tonen.

       -v, --verbose
              Uitgebreid  tonen  van de lijst van bewerkte bestanden. Elke gebruik van deze optie
              op de commando regel verhoogt het niveau met een. Het maximum niveau  is  3.   Voor
              een  gedetailleerde discussie over hoe de verschillende niveau´s de uitvoer van tar
              beïnvloeden, lees dan de GNU Tar Handleiding, subsectie 2.5.1 "De --verbose Optie".

       --warning=SLEUTELWOORD
              Schakel waarschuwingsberichten geïdentificeerd door  SLEUTELWOORD  in  of  uit.  De
              berichten  worden  onderdrukt  als  SLEUTELWOORD wordt voorafgegaan door no- anders
              ingeschakeld.

              Meerdere --warning berichten verzamelen.

              Sleutelwoorden die de algemene tar werking bepalen:

              all    Schakel alle waarschuwingen in. Dit is de standaard.

              none   Schakel alle waarschuwingen uit.

              filename-with-nuls
                     "%s: gelezen bestandsnaam bevat een NUL-teken"

              alone-zero-block
                     "Een los blok met nullen op %s"

              Sleutelwoorden van toepassing voor tar --create

              cachedir
                     "%s: map bevat cache-markering %s; %s"

              file-shrank
                     "%s: Bestand is gekrompen met %s byte; aangevuld met nullen"

              xdev   "%s: bestand staat op een ander bestandssysteem; niet gearchiveerd"

              file-ignored
                     "%s: Onbekende bestandssoort; bestand genegeerd"
                     "%s: socket genegeerd"
                     "%s: deur genegeerd"

              file-unchanged
                     "%s: bestand is ongewijzigd; niet gearchiveerd"

              ignore-archive
                     "%s: bestand is het archief zelf; niet gearchiveerd"

              file-removed
                     "%s: Bestand werd verwijderd voordat het gelezen kon worden"

              file-changed
                     "%s: bestand is gewijzigd tijdens het lezen"

              failed-read
                     Onderdrukt waarschuwingen  over  niet  leesbare  bestande   of  mappen.  Die
                     sleutelwoord   is   alleen   van   toepassing   indien   het  samen  met  de
                     --ignore-failed-read optie gebruikt wordt.

              Sleutelwoorden van toepassing voor tar --extract

              existing-file
                     "%s: bestaand bestand wordt overgeslagen"

              timestamp
                     "%s: onwaarschijnlijk oud tijdsstempel %s"
                     "%s: tijdsstempel %s ligt %s seconden in de toekomst"

              contiguous-cast
                     "Aaneengesloten bestanden worden uitgepakt als gewone bestanden"

              symlink-cast
                     "Poging om symbolische koppelingen als harde koppelingen uit te pakken..."

              unknown-cast
                     "%s: Onbekende bestandssoort '%c'; uitgepakt als gewoon bestand"

              ignore-newer
                     "Huidige %s is nieuwer of even oud"

              unknown-keyword
                     "Genegeerd: onbekend sleutelwoord '%s' in uitgebreide kop"

              decompress-program
                     Bepaalt uitgebreide beschrijving van fouten die optreden wanneer  geprobeerd
                     wordt   om   alternatieve  decompressie  programma´s  uit  te  voeren.  Deze
                     waarschuwing  is   standaard  uitgeschakeld  (behalve  als  --verbose   werd
                     gebruikt.  Een  gebruikelijk  voorbeeld van wat u kunt zien bij het optreden
                     van deze waarschuwing is:

                     $ tar --warning=decompress-program -x -f archive.Z
                     tar (child): cannot run compress: No such file or directory
                     tar (child): trying gzip

                     Dit betekent dat tar eerst probeerde  om  archive.Z  te  decomprimeren  door
                     compress te gebruiken, en nadat dat faalde, gzip gebruikte.

              record-size
                     "Recordgrootte = %lu blokken"

              Sleutelwoorden die incrementele extractie bepalen:

              rename-directory
                     "%s: Map is hernoemd van %s"
                     "%s: Map is hernoemd"

              new-directory
                     "%s: Map is nieuw"

              xdev   "%s: Map staat op een ander bestandssysteem; niet leeggemaakt"

              bad-dumpdir
                     "Onjuiste archiveringsmap: 'X' is nergens gebruikt"

       -w, --interactive, --confirmation
              Bij elke actie om toestemming vragen.

   Compatibiliteitsopties
       -o     Bij   aanmaken,   hetzelfde   als   --old-archive.  Bij  uitpakken,  hetzelfde  als
              --no-same-owner.

   Grootte achtervoegsels.
               Achtervoegsel                     EenheidByte Equivalent
               b         Blokken                 SIZE x 512
               B         Kilobytes               SIZE x 1024
               c         Bytes                   SIZE
               G         Gigabytes               SIZE x 1024^3
               K         Kilobytes               SIZE x 1024
               k         Kilobytes               SIZE x 1024
               M         Megabytes               SIZE x 1024^2
               P         Petabytes               SIZE x 1024^5
               T         Terabytes               SIZE x 1024^4
               w         Woorden                 SIZE x 2

EIND WAARDE

       Tar eind code geeft aan of het de gevraagde operatie succesvol kon beëindigen,  en  indien
       niet, welke soort fout optrad.

       0      Succesvolle beëindiging.

       1      Sommige  bestanden  verschillen.  Indien tar gestart werd met de --compare (--diff,
              -d)  commando regel optie, betekent  dit  dat  sommige  bestanden  in  het  archief
              verschillen  van  hun  tegenhanger  op  de schijf.  Als tar was gestart met een van
              --create, --append of --update opties, dan betekent deze eind code   dat  bestanden
              zijn  verandert  terwijl  ze werden ingepakt en dat daarom het resulterende archief
              geen exacte kopie van de bestanden bevat.

       2      Fatal error. Dit betekent dat een fatale, onoverkomelijke fout optrad.

       Als een subproces dat werd gestart door tar eindigde met een niet-nul eind code,  dan  zal
       tar  ook eindigen met deze code.  Dit kan bij voorbeeld gebeuren, als een compressie optie
       (b.v. -z werd gebruikt en het externe compressie programma faalde. Een ander voorbeeld  is
       het falen van rmt gedurende het backupen naar een andere computer.

ZIE OOK

       bzip2(1), compress(1), gzip(1), lzma(1), lzop(1), rmt(8), symlink(7), xz(1), zstd(1).

       De  volledige tar handleiding: voer info tar uit of gebruikt emacs(1) info modus om het te
       lezen.

       Online kopieën van de GNU tar documentatie in diverse formaten zijn te vinden op:

           http://www.gnu.org/software/tar/manual

BUG RAPPORTEN

       Rapporteer gebreken in het programma aan <bug-tar@gnu.org>; meld fouten  in  de  vertaling
       aan <vertaling@vrijschrift.org>.

COPYRIGHT

       Copyright © 2013-2019 Free Software Foundation, Inc.
       Licentie GPLv3+: GNU GPL versie 3 of later <http://gnu.org/licenses/gpl.html>
       Dit  is  vrije software: u mag het vrijelijk wijzigen en verder verspreiden. Deze software
       kent GEEN GARANTIE, voor zover de wet dit toestaat.

VERTALING

       De Nederlandse vertaling  van  deze  handleiding  is  geschreven  door  Mario  Blättermann
       <mario.blaettermann@gmail.com> en Luc Castermans <luc.castermans@gmail.com>

       Deze  vertaling  is  vrije  documentatie;  lees  de  GNU  General Public License Version 3
       ⟨https://www.gnu.org/licenses/gpl-3.0.html⟩ of later over de Copyright-voorwaarden. Er  is
       geen AANSPRAKELIJKHEID.

       Indien  U  fouten  in  de vertaling van deze handleiding zou vinden, stuur een e-mail naar
       debian-l10n-dutch@lists.debian.org ⟨⟩.