Provided by: apt_2.4.13_amd64 bug

NAME

       sources.list - Lijst met geconfigureerde gegevensbronnen van APT

OMSCHRIJVING

       De pakketbronnenlijst /etc/apt/sources.list en de bestanden die in
       /etc/apt/sources.list.d/ te vinden zijn, werden ontwikkeld om gelijk welk aantal actieve
       bronnen en een variatie aan bronmedia te ondersteunen. In de bestanden wordt elke
       pakketbron op een aparte regel vermeld (de één-regelstijl) of ze bevatten uit meerdere
       regels bestaande elementen die per element een of meer pakketbronnen definiëren (de deb822
       stijl), waarbij de meest wenselijke pakketbron eerst komt (voor het geval een bepaalde
       versie in meer dan één pakketbron te vinden is). De op deze geconfigureerde pakketbronnen
       beschikbare informatie wordt opgevraagd met apt-get update (of met een equivalent commando
       van een ander front-end voor APT).

SOURCES.LIST.D

       De map /etc/apt/sources.list.d biedt de mogelijkheid om items voor sources.list in
       afzonderlijke bestanden toe te voegen. Zoals beschreven wordt in de volgende twee secties,
       zijn twee verschillende bestandsindelingen toegelaten. Bestandsnamen moeten eindigen op
       .list of .sources, afhankelijk van welke indeling ze bevatten. De bestandsnamen mogen
       enkel letters (a-z en A-Z), cijfers (0-9), lage streepjes (_), koppeltekens (-) en punten
       (.) bevatten. Is dit niet het geval, dan zal APT melden dat het een bestand overgeslagen
       heeft, tenzij dat bestand beantwoordt aan een patroon uit de configuratielijst
       Dir::Ignore-Files-Silently - in dat geval zal het stilzwijgend overgeslagen worden.

INDELING IN ÉÉN-REGELSTIJL

       Bestanden met deze indeling hebben de extensie .list. Iedere regel die een pakketbron
       specificeert, begint met het type (bijv.  deb-src), gevolgd door opties en argumenten voor
       dat type. Een individueel item mag niet tot op een volgende regel doorlopen. Lege regels
       worden overgeslagen en het teken # ergens op een regel geeft aan dat de rest van die regel
       commentaar bevat. Als gevolg daarvan kan een item gedeactiveerd worden door de hele regel
       uit te commentariëren. Indien er opties opgegeven moeten worden, worden ze van elkaar
       gescheiden door komma's en allemaal samen worden ze tussen rechte haakjes ([]) op de regel
       geplaatst na het type en daarvan gescheiden door een komma. Indien een optie meerdere
       waarden mag hebben, dan worden ze met een komma (,) van elkaar gescheiden. De naam van een
       optie wordt van zijn waarde(n) gescheiden met een gelijkheidsteken (=). Multi-waarde
       opties hebben ook -= en += als scheidingstekens. In plaats van de standaardwaarde(n) te
       vervangen door de opgegeven waarde(n), wijzigen zij de standaardwaarde(n) door er de
       opgegeven waarden uit te verwijderen of eraan toe te voegen.

       Dit is de traditionele indeling die door alle versies van apt ondersteund wordt. Merk op
       dat niet alle opties die hieronder beschreven worden door alle versies van apt ondersteund
       worden. Merk ook op dat sommige oudere toepassingen die zelfstandig deze indeling ontleden
       wellicht geen opties zullen verwachten, aangezien die ongebruikelijk waren voor de
       invoering van multi-architectuurondersteuning.

INDELING IN DEB822-STIJL

       Bestanden met deze indeling hebben de extensie .sources. Op het gebied van de syntaxis is
       de indeling gelijkaardig aan andere bestanden die door Debian en zijn derivaten gebruikt
       worden, zoals de metadatabestanden die apt ophaalt bij de geconfigureerde pakketbronnen of
       het bestand debian/control in een Debian broncodebestand. Individuele items worden van
       elkaar gescheiden door een witregel. Bijkomende witregels worden genegeerd en het teken #
       aan het begin van een regel markeert de volledige regel als commentaar. Een item kan dus
       gedeactiveerd worden door elke regel die onderdeel is van dat item, uit te commentariëren.
       Maar meestal is het eenvoudiger om het item te deactiveren door er het veld "Enabled: no"
       aan toe te voegen. Dat veld verwijderen of het instellen op yes, activeert het item
       opnieuw. Opties gebruiken dezelfde syntaxis als elk ander veld: een veldnaam gescheiden
       van zijn waarde(n) door een dubbele punt (:) en optionele spaties. Merk in het bijzonder
       op dat meerdere waarden onderling gescheiden worden door witruimte (zoals spaties, tabs en
       regeleindes) en niet door komma's, zoals het geval is bij de één-regelindeling.
       Multi-waarde velden, zoals Architectures, kennen ook Architectures-Add en
       Architectures-Remove om de standaardwaarde aan te passen in plaats van ze te vervangen.

       Dit is een nieuwe indeling die door apt zelf ondersteund wordt sinds versie 1.1. Eerdere
       versies negeren dergelijke bestanden met een kennisgevingsbericht zoals eerder beschreven.
       Het is de bedoeling dat deze indeling gaandeweg de standaardindeling wordt en dat de
       eerder beschreven één-regelstijl uitgefaseerd wordt, vermits het zowel voor mensen als
       voor machines makkelijker is om in deze nieuwe indeling items aan te maken, uit te breiden
       en te wijzigen, in het bijzonder als er een heleboel pakketbronnen en/of opties in het
       spel zijn. Ontwikkelaars die met pakketbronnen van apt werken en/of ze ontleden worden
       sterk aangemoedigd om ondersteuning voor deze indeling toe te voegen en om met het
       APT-team contact te nemen om dit werk te coördineren en met elkaar te delen. Gebruikers
       kunnen nu reeds ongehinderd op deze indeling overschakelen, maar kunnen eventueel
       problemen ondervinden met software die deze nieuwe indeling nog niet ondersteunt.

DE TYPES DEB EN DEB-SRC: ALGEMENE INDELING

       Het type deb verwijst naar een typisch Debian-archief met twee niveaus,
       distributie/component. De distributie is over het algemeen de naam van een suite zoals
       stable of testing of een codenaam zoals bullseye of bookworm, terwijl component een van de
       volgende kan zijn: main, contrib of non-free. Het type deb-src verwijst in dezelfde vorm
       als het type deb naar de broncode van een Debian distributie. Om bronnenindexen te kunnen
       ophalen is een deb-src-regel noodzakelijk.

       De indeling van twee items in de één-regelstijl met de types deb en deb-src, ziet er zo
       uit:

           deb [ optie1=waarde1 optie2=waarde2 ] uri suite [component1] [component2] [...]
           deb-src [ optie1=waarde1 optie2=waarde2 ] uri suite [component1] [component2] [...]

       Anderzijds ziet het equivalent van dit item in deb822-stijl er als volgt uit:

                Types: deb deb-src
                URIs: uri
                Suites: suite
                Components: [component1] [component2] [...]
                optie1: waarde1
                optie2: waarde2

       De URI voor het type deb moet de basis vermelden van de Debian distributie waar APT de
       benodigde informatie kan vinden.  suite kan een exact pad opgeven en in dat geval moeten
       de componenten weggelaten worden en moet suite eindigen op een slash (/). Dit is nuttig in
       een geval waarbij enkel een specifieke sub-sectie van het archief dat door de URI
       aangeduid wordt, van belang is. Indien suite geen exact pad opgeeft, moet minstens één
       component vermeld worden.

       suite kan ook een variabele, $(ARCH), bevatten, die omgezet wordt naar de Debian
       architectuur (zoals amd64 of armel) die op het systeem in gebruik is. Dit laat toe om
       archtectuuronafhankelijke sources.list-bestanden te gebruiken. Over het algemeen is dit
       enkel van belang wanneer een exact pad opgegeven wordt. Anders zal APT automatisch een URI
       genereren met de huidige architectuur.

       Als uit een bepaalde locatie een subset van alle beschikbare distributies of componenten
       gewenst wordt, kan het bij het hanteren van de één-regelstijl nodig zijn om meerdere
       regels voor dezelfde URI te gebruiken, aangezien er per regel slechts één distributie
       opgegeven kan worden. Nadat APT intern een complete set gegenereerd heeft, zal het de
       URI-lijst sorteren en bijvoorbeeld meerdere verwijzingen naar eenzelfde computer op het
       internet, samenbundelen in eenzelfde verbinding. Dit is om niet op een inefficiënte manier
       te werk te gaan door een FTP-verbinding tot stand te brengen, die te sluiten, iets anders
       te doen en vervolgens opnieuw een verbinding te moeten maken met dezelfde computer. APT
       zet ook parallelle verbindingen op met verschillende computers om effectiever om te gaan
       met sites met een geringe bandbreedte.

       Het is belangrijk om pakketbronnen in volgorde van voorkeur te vermelden met de grootste
       voorkeur eerst. Een typisch gebruik is een ordening volgens snelheid van snelst naar
       traagst (bijvoorbeeld een CD gevolgd door computers op een lokaal netwerk en tenslotte
       afgelegen internetcomputers).

       Bij wijze van voorbeeld zouden de pakketbronnen voor uw distributie er als volgt kunnen
       uitzien met de indeling in de één-regelstijl:

           deb http://us.archive.ubuntu.com/ubuntu hirsute main restricted
           deb http://security.ubuntu.com/ubuntu hirsute-security main restricted
           deb http://us.archive.ubuntu.com/ubuntu hirsute-updates main restricted

       en als volgt met de indeling in de deb822-stijl:

           Types: deb
           URIs: http://us.archive.ubuntu.com/ubuntu
           Suites: hirsute hirsute-updates
           Components: main restricted

           Types: deb
           URIs: http://security.ubuntu.com/ubuntu
           Suites: hirsute-security
           Components: main restricted

DE TYPES DEB EN DEB-SRC: OPTIES

       Bij elk pakketbronitem kunnen opties opgegeven worden om aan te passen welke bron gebruikt
       wordt en op welke manier er gegevens van opgehaald worden. Indeling, syntaxis en namen van
       de opties variëren naargelang het een één-regelstijl of een deb822-stijl betreft, zoals
       eerder beschreven, maar met beide stijlen kunnen dezelfde opties gebruikt worden. Om het
       eenvoudig te houden vermelden we hier de veldnaam voor de deb822-stijl en geven we de naam
       voor de één-regelstijl er tussen haakjes bij. Onthoud dat u multi-waarde opties expliciet
       kunt vermelden, maar dat u daarnaast over de optie beschikt om ze aan te passen uitgaande
       van hun standaardwaarde. Maar hier geven we hun namen expliciet weer. Niet-ondersteunde
       opties worden door alle versies van APT geruisloos genegeerd.

       •   Architectures (arch) is een multi-waarde optie waarmee opgegeven wordt voor welke
           architecturen er informatie opgehaald moet worden. Indien deze optie niet ingesteld
           werd, geldt als standaard alle architecturen die in de configuratieoptie
           APT::Architectures gedefinieerd zijn.

       •   Languages (lang) is een multi-waarde optie waarmee opgegeven wordt voor welke talen er
           informatie, zoals vertaalde pakketbeschrijvingen, opgehaald moet worden. Indien deze
           optie niet ingesteld werd, geldt als standaard alle talen die in de configuratieoptie
           Acquire::Languages gedefinieerd zijn.

       •   Targets (target) is een multi-waarde optie waarmee opgegeven wordt welke
           downloadtargets apt uit deze pakketbron zal trachten op te halen. Indien deze optie
           niet gespecificeerd werd, wordt de standaardset gedefinieerd door het
           configuratiebereik Acquire::IndexTargets (targets worden aan de hand van hun naam
           gepreciseerd in het veld Created-By). Daarenboven kunnen specifieke targets
           geactiveerd of gedeactiveerd worden door het veld Identifier als een optie met een
           booleaanse waarde te gebruiken in plaats van op deze multi-waarde optie beroep te
           doen.

       •   PDiffs (pdiffs) is een yes/no (ja/nee) waarde die regelt of APT moet proberen om
           PDiffs op te halen om oude indexen bij te werken in plaats van de volledige nieuwe
           indexen te downloaden. De waarde van deze optie wordt genegeerd als de pakketbron niet
           aangeeft dat er PDiffs beschikbaar zijn. Standaard is dit de waarde van de optie met
           eenzelfde naam voor een specifiek indexbestand, zoals gedefinieerd in het bereik
           Acquire::IndexTargets, dat zelf als standaard de waarde krijgt van de
           configuratieoptie Acquire::PDiffs, die op zijn beurt standaard op yes ingesteld staat.

       •   By-Hash (by-hash) kan als waarde hebben yes, no of force en regelt of APT moet
           proberen de indexen te bekomen via een URI die geconstrueerd wordt op basis van de
           hash-som van het verwachte bestand, in plaats van de welbekende stabiele bestandsnaam
           van het indexbestand te gebruiken. Dit gebruiken kan een discrepantie tussen
           hash-sommen voorkomen, maar het vereist wel een spiegelserver die dit ondersteunt. De
           waarde yes activeert en no deactiveert het gebruik van deze functionaliteit in het
           geval de pakketbron aangeeft dit te ondersteunen, terwijl force deze functionaliteit
           activeert, ongeacht wat de pakketbron aangeeft. Standaard is dit de waarde van de
           optie met eenzelfde naam voor een specifiek indexbestand, zoals gedefinieerd in het
           bereik Acquire::IndexTargets, dat zelf als standaard de waarde krijgt van de
           configuratieoptie Acquire::By-Hash, die op zijn beurt standaard op yes ingesteld
           staat.

       Daarnaast zijn er opties die, als ze ingesteld worden, betrekking hebben op alle
       pakketbronnen met dezelfde URI en Suite, waardoor ze ingesteld moeten worden voor alle
       soortgelijke items en er niet gevarieerd kan worden tussen verschillende componenten. Als
       er zich dergelijke anomalieën manifesteren, zal APT ze proberen te ontdekken en
       verbeteren.

       •   Allow-Insecure (allow-insecure), Allow-Weak (allow-weak) en
           Allow-Downgrade-To-Insecure (allow-downgrade-to-insecure) zijn booleaanse waarden die
           allemaal standaard de waarde no hebben. Indien ze op yes ingesteld worden, omzeilen ze
           delen van apt-secure(8) en daarom zouden ze niet lichtzinnig gebruikt moeten worden!

       •   Trusted (trusted) is een drie-status waarde die als standaardgedrag heeft dat APT
           uitmaakt of een pakketbron als betrouwbaar aanzien wordt, dan wel of er een
           waarschuwing getoond moet worden vooraleer bijvoorbeeld pakketten van die pakketbron
           geïnstalleerd worden. Deze optie kan gebruikt worden om die beslissing te omzeilen. De
           waarde yes zegt APT om die pakketbron steeds als betrouwbaar te beschouwen, zelfs als
           ze niet slaagt bij authenticatietoetsen. Ze schakelt delen van apt-secure(8) uit en
           zou daarom enkel gebruikt mogen worden in een lokale en betrouwbare context (als men
           ze hoe dan ook al zou gebruiken), aangezien anders de beveiliging verbroken wordt. De
           waarde no doet het tegenovergestelde en zorgt ervoor dat een pakketbron behandeld
           wordt als onbetrouwbaar, zelfs al was ze succesvol bij de authenticatietoetsen. De
           standaardwaarde kan niet expliciet ingesteld worden.

       •   Signed-By (signed-by) is an option to require a repository to pass apt-secure(8)
           verification with a certain set of keys rather than all trusted keys apt has
           configured. It is specified as a list of absolute paths to keyring files (have to be
           accessible and readable for the _apt system user, so ensure everyone has
           read-permissions on the file) and fingerprints of keys to select from these keyrings.
           The recommended locations for keyrings are /usr/share/keyrings for keyrings managed by
           packages, and /etc/apt/keyrings for keyrings managed by the system operator. If no
           keyring files are specified the default is the trusted.gpg keyring and all keyrings in
           the trusted.gpg.d/ directory (see apt-key fingerprint). If no fingerprint is specified
           all keys in the keyrings are selected. A fingerprint will accept also all signatures
           by a subkey of this key, if this isn't desired an exclamation mark (!) can be appended
           to the fingerprint to disable this behaviour. The option defaults to the value of the
           option with the same name if set in the previously acquired Release file of this
           repository (only fingerprints can be specified there through). Otherwise all keys in
           the trusted keyrings are considered valid signers for this repository. The option may
           also be set directly to an embedded GPG public key block. Special care is needed to
           encode the empty line with leading spaces and ".":

               Types: deb
               URIs: https://deb.debian.org
               Suites: stable
               Components: main contrib non-free
               Signed-By:
                -----BEGIN PGP PUBLIC KEY BLOCK-----
                .
                mDMEYCQjIxYJKwYBBAHaRw8BAQdAD/P5Nvvnvk66SxBBHDbhRml9ORg1WV5CvzKY
                CuMfoIS0BmFiY2RlZoiQBBMWCgA4FiEErCIG1VhKWMWo2yfAREZd5NfO31cFAmAk
                IyMCGyMFCwkIBwMFFQoJCAsFFgIDAQACHgECF4AACgkQREZd5NfO31fbOwD6ArzS
                dM0Dkd5h2Ujy1b6KcAaVW9FOa5UNfJ9FFBtjLQEBAJ7UyWD3dZzhvlaAwunsk7DG
                3bHcln8DMpIJVXht78sL
                =IE0r

                -----END PGP PUBLIC KEY BLOCK-----
       •   Check-Valid-Until (check-valid-until) is een yes/no (ja/nee) waarde die regelt of APT
           moet proberen om replay-aanvallen te ontdekken. De maker van een pakketbron kan een
           tijdstip bepalen tot wanneer de gegevens die door de pakketbron ter beschikking
           gesteld worden, als geldig beschouwd mogen worden. Als dat tijdstip aangebroken is en
           er geen nieuwe gegevens ter beschikking gesteld werden, zullen de gegevens als
           vervallen beschouwd worden en er zal een foutmelding gegeven worden. Dit verhoogt niet
           enkel de veiligheid, aangezien een aanvaller met kwade bedoelingen niet eeuwig oude
           gegevens kan blijven versturen om op die manier een gebruiker van een opwaardering af
           te houden, het helpt gebruikers ook om spiegelservers die niet langer bijgewerkt
           worden te detecteren. Sommige pakketbronnen, zoals historische archieven, worden
           evenwel met opzet niet langer bijgewerkt en om die reden kan deze toets uitgezet
           worden door deze optie op no in te stellen. Als standaard geldt de waarde van de
           configuratieoptie Acquire::Check-Valid-Until, die op haar beurt yes als standaard
           heeft.

       •   Valid-Until-Min (valid-until-min) en Valid-Until-Max (valid-until-max) kunnen gebruikt
           worden om, uitgedrukt in seconden, de periode tot wanneer gegevens van deze pakketbron
           als geldig beschouwd mogen worden, te verlengen of te verkorten. -Max kan vooral
           nuttig zijn om uw eigen waarde in te stellen in het geval van een pakketbron met een
           Release-bestand waarin het veld Valid-Until ontbreekt, terwijl -Min gebruikt kan
           worden om de geldigheidsduur te verlengen van een zelden opgewaardeerde (lokale)
           spiegelserver van een vaker bijgewerkt, maar moeilijker toegankelijk archief (dat ook
           vermeld staat in sources.list). Op die manier hoeft men deze toets niet volledig uit
           te schakelen. Als standaard geldt de waarde van de configuratieopties
           Acquire::Min-ValidTime en Acquire::Max-ValidTime, die beide standaard niet ingesteld
           zijn.

       •   Check-Date (check-date) is een waarde van het type yes/no. Ze regelt of APT de tijd op
           de machine als correct moet beschouwen en dus tijdgerelateerde toetsingen moet
           uitvoeren, zoals controleren of een Release-bestand zich niet in de toekomst situeert.
           Als men deze optie uitzet zet men ook de hierboven vermelde optie Check-Valid-Until
           uit.

       •   Date-Max-Future (date-max-future) regelt hoe ver in de toekomst een pakketbron zich
           mag situeren. Is standaard ingesteld op de waarde van de configuratieoptie
           Acquire::Max-FutureTime die standaard de waarde van 10 seconden heeft.

       •   InRelease-Path (inrelease-path) bepaalt het pad naar het InRelease-bestand ten
           opzichte van de normale positie van een InRelease-bestand. Standaard staat deze optie
           uit en zal APT proberen een InRelease-bestand op te halen, en indien dat niet lukt,
           een Release-bestand en het daaraan gekoppelde Release.gpg-bestand. Als deze optie
           ingesteld wordt, zal het opgegeven pad gebruikt worden in plaats van het
           InRelease-bestand en wordt het terugvallen op Release-bestanden uitgeschakeld.

       •   Snapshot (snapshot) allows selecting an earlier version of the archive from the
           snapshot service. Supported values are:

           •   enable to allow selecting a snapshot with the --snapshot option, or

           •   a snapshot ID to select a specific snapshot.

           Snapshot IDs are usually timestamps in the form of YYYYMMDDTHHMMSSZ, such as
           20220102T030405Z which is the January 2nd, 2022 at 03:04:05 UTC, servers may however
           support additional types of IDs, and APT does not perform any checks so far.

URI-SPECIFICATIE

       De momenteel herkende URI-types zijn:

       http (apt-transport-http(1))
           De methode http geeft een HTTP-server op voor een archief. Dit is de meest
           gebruikelijke methode. De URI zelf kan rechtstreeks login-informatie bevatten als dat
           door het archief vereist wordt, maar de voorkeur moet gegeven worden aan het gebruik
           van apt_auth.conf(5). De methode biedt ook ondersteuning voor SOCKS5- en
           HTTP(S)-proxy's, ofwel geconfigureerd via een apt-specifieke configuratie, of
           gespecificeerd met de omgevingsvariabele http_proxy volgens de indeling
           http://gebruiker:wachtwoord@server:poort/ (er vanuit gaand dat het om een HTTP-proxy
           gaat die authenticatie vereist). De authenticatie-informatie voor proxy's kan ook
           verstrekt worden via apt_auth.conf(5).

           Merk op dat deze authenticatiemethodes onveilig zijn, aangezien de volledige
           communicatie met de externe server (of de proxy) onversleuteld verloopt. Daardoor kan
           een voldoende onderlegde aanvaller de logingegevens bekijken en opslaan evenals de
           rest van de interactie. De aanvaller kan evenwel de communicatie niet beïnvloeden,
           vermits het databeveiligingsmodel dat toegepast wordt door APT, onafhankelijk van de
           gekozen transportmethode functioneert. Raadpleeg voor details apt-secure(8).

       https (apt-transport-https(1))
           De methode https geeft een HTTPS-server op voor een archief en is inzake gebruik en
           beschikbare opties erg vergelijkbaar met de http-methode. Het grote verschil is dat de
           communicatie tussen apt en de server (of de proxy) versleuteld verloopt. Merk op dat
           de versleuteling niet verhindert dat een aanvaller kan te weten komen met welke server
           (of welke proxy) apt communiceert. En eventueel kan deze via een meer diepgaande
           analyse toch nog achterhalen welke gegevens gedownload werden. Indien dit een
           bekommernis is, kunnen de op Tor gebaseerde methodes die later behandeld worden, een
           adequaat alternatief vormen.

       mirror, mirror+methode (apt-transport-mirror(1))
           De methode mirror (spiegelserver) geeft de locatie van een spiegelserverlijst aan.
           Standaard is de methode die voor de locatie gebruikt wordt, http, maar gelijk welke
           andere methode kan gebruikt worden via mirror+methode. De spiegelserverlijst zelf kan
           veel verschillende URI's bevatten voor spiegelservers, welke de APT-cliënt op
           transparante wijze kan uitpikken, kiezen en erop terugvallen om op die manier bij te
           dragen tot het verdelen van de werklast over de beschikbare spiegelservers en ervoor
           te zorgen dat clients gegevens kunnen verkrijgen, zelfs als bepaalde geconfigureerde
           spiegelservers niet beschikbaar zijn.

       file
           De methode file laat toe om gelijk welke map uit het bestandssysteem als een archief
           te beschouwen. Dit is nuttig voor aankoppelingen via NFS, voor lokale spiegelservers
           en lokale archieven.

       cdrom
           De methode cdrom laat APT toe om een lokaal CD-, DVD- of USB-station te gebruiken en
           media te wisselen. Gebruik het programma apt-cdrom(8) om regels met CD-pakketbronnen
           aan te maken in de lijst met pakketbronnen.

       ftp
           De methode ftp geeft een FTP-server op voor een archief. Het gebruik van FTP is op de
           terugweg ten voordele van http en https en veel archieven hebben ofwel nooit
           FTP-toegang aangeboden of trekken die terug in. Indien u deze methode nog steeds nodig
           heeft, zijn er veel configuratieopties voor beschikbaar binnen de ruimte Acquire::ftp.
           Ze worden in apt.conf(5) gedetailleerd.

           Noteer dat een FTP-proxy opgegeven kan worden met de omgevingsvariabele ftp_proxy. Met
           deze omgevingsvariabele en enkel daarmee kan ook een HTTP-proxy opgegeven worden (HTTP
           proxyservers kunnen vaak omgaan met FTP-URL's). Proxy's die HTTP gebruiken en in het
           configuratiebestand vermeld staan worden genegeerd.

       copy
           De methode copy is identiek aan de methode file behalve dat pakketten gekopieerd
           worden naar de cache-map in plaats van ze rechtstreeks op hun locatie te gebruiken.
           Dit is nuttig voor gebruikers van verwijderbare media om met behulp van APT bestanden
           te kopiëren.

       rsh, ssh
           De methode rsh/ssh maakt gebruik van RSH/SSH om een verbinding met een externe
           computer te maken en als een welbepaalde gebruiker toegang te krijgen tot de
           bestanden. Voorafgaandelijke configuratie van rhosts of RSA-sleutels wordt aanbevolen.
           De standaardcommando's find en dd worden gebruikt om de overdracht van bestanden van
           de externe computer uit te voeren.

       nog andere herkenbare URI-types toevoegen
           APT kan uitgebreid worden met extra methodes die door andere optionele pakketten ter
           beschikking gesteld worden en die moeten voldoen aan het naamgevingsschema
           apt-transport-methode. Het APT-team onderhoudt bijvoorbeeld ook het pakket
           apt-transport-tor, dat methodes aanbiedt om toegang te krijgen tot HTTP- en
           HTTPS-URI's, waarbij een route via het Tor-netwerk genomen wordt.

VOORBEELDEN

       Gebruikt het lokaal opgeslagen (of via NFS aangekoppelde) archief in /home/apt/debian voor
       stable/main, stable/contrib, en stable/non-free.

           deb file:/home/apt/debian stable main contrib non-free

           Types: deb
           URIs: file:/home/apt/debian
           Suites: stable
           Components: main contrib non-free

       Zoals hierboven, behalve dat hier de distributie unstable (distributie in ontwikkeling)
       gebruikt wordt.

           deb file:/home/apt/debian unstable main contrib non-free

           Types: deb
           URIs: file:/home/apt/debian
           Suites: unstable
           Components: main contrib non-free

       Specificatie voor de bronbestanden van het voorgaande.

           deb-src file:/home/apt/debian unstable main contrib non-free

           Types: deb-src
           URIs: file:/home/apt/debian
           Suites: unstable
           Components: main contrib non-free

       De eerste regel haalt pakketinformatie op voor de architecturen uit APT::Architectures
       terwijl de tweede steeds amd64 en armel ophaalt.

           deb http://deb.debian.org/debian bullseye main
           deb [ arch=amd64,armel ] http://deb.debian.org/debian bullseye main

           Types: deb
           URIs: http://deb.debian.org/debian
           Suites: bullseye
           Components: main

           Types: deb
           URIs: http://deb.debian.org/debian
           Suites: bullseye
           Components: main
           Architectures: amd64 armel

       Gebruikt HTTP om toegang te krijgen tot het archief van archive.debian.org en gebruikt
       daar enkel het gebied hamm/main.

           deb http://archive.debian.org/debian-archive hamm main

           Types: deb
           URIs: http://archive.debian.org/debian-archive
           Suites: hamm
           Components: main

       Gebruikt FTP om toegang te krijgen tot het archief op ftp.debian.org onder de map debian
       en gebruikt er enkel het gebied bullseye/contrib.

           deb ftp://ftp.debian.org/debian bullseye contrib

           Types: deb
           URIs: ftp://ftp.debian.org/debian
           Suites: bullseye
           Components: contrib

       Gebruikt FTP om toegang te krijgen tot het archief op ftp.debian.org onder de map debian
       en gebruikt er enkel het gebied unstable/contrib. Indien deze regel en die uit het
       voorgaande voorbeeld allebei voorkomen in sources.list zal een enkele FTP-verbinding
       gebruikt worden voor beide regels met pakketbronnen.

           deb ftp://ftp.debian.org/debian unstable contrib

           Types: deb
           URIs: ftp://ftp.debian.org/debian
           Suites: unstable
           Components: contrib

       Gebruikt HTTP om toegang te krijgen tot het archief op ftp.tlh.debian.org onder de map
       universe en gebruikt op i386-computers enkel bestanden die te vinden zijn onder
       unstable/binary-i386 en op amd64-computers bestanden onder unstable/binary-amd64 en zo
       verder voor andere ondersteunde architecturen. [Merk op dat dit voorbeeld enkel toont hoe
       de substitutievariabele moet gebruikt worden; officiële debian-archieven worden niet op
       die manier georganiseerd]

           deb http://ftp.tlh.debian.org/universe unstable/binary-$(ARCH)/

           Types: deb
           URIs: http://ftp.tlh.debian.org/universe
           Suites: unstable/binary-$(ARCH)/

       Gebruikt HTTP om binaire pakketten en broncode uit de suites stable, testing en unstable
       en uit de componenten main en contrib op te halen.

           deb http://deb.debian.org/debian stable main contrib
           deb-src http://deb.debian.org/debian stable main contrib
           deb http://deb.debian.org/debian testing main contrib
           deb-src http://deb.debian.org/debian testing main contrib
           deb http://deb.debian.org/debian unstable main contrib
           deb-src http://deb.debian.org/debian unstable main contrib

           Types: deb deb-src
           URIs: http://deb.debian.org/debian
           Suites: stable testing unstable
           Components: main contrib

ZIE OOK

       apt-get(8), apt.conf(5), /usr/share/doc/apt/acquire-additional-files.md.gz

BUGS

       APT bugpagina[1]. Indien u een bug in APT wilt rapporteren, raadpleeg dan
       /usr/share/doc/debian/bug-reporting.txt of het reportbug(1) commando.

VERTALING

       De Nederlandse vertaling werd in 2015 gemaakt door Frans Spiesschaert
       <Frans.Spiesschaert@yucom.be>, in samenwerking met het Debian Dutch l10n Team
       <debian-l10n-dutch@lists.debian.org>.

       Merk op dat de vertaling van dit document nog onvertaalde delen kan bevatten. Dit is
       intentioneel om te vermijden dat inhoud verloren zou gaan door een vertaling die achterop
       loopt op het origineel.

AUTEURS

       Jason Gunthorpe

       APT-team

OPMERKINGEN

        1. APT bugpagina
           http://bugs.debian.org/src:apt