Provided by: aptitude-common_0.8.13-5ubuntu1_all bug

NAME

       aptitude - hoogwaardige interface voor de pakketmanager

SAMENVATTING

       aptitude [<opties>...] {autoclean | clean | forget-new | keep-all | update}

       aptitude [<opties>...] {full-upgrade | safe-upgrade} [<pakketten>...]

       aptitude [<options>...] {build-dep | build-depends | changelog | download | forbid-version
                | hold | install | markauto | purge | reinstall | remove | show | showsrc |
                source | unhold | unmarkauto | versions} <pakketten>...

       aptitude extract-cache-subset <uitvoer-map> <pakketten>...

       aptitude [<opties>...] search <patronen>...

       aptitude [<opties>...] {add-user-tag | remove-user-tag} <merkteken> <pakketten>...

       aptitude [<opties>...] {why | why-not} [<patronen>...] <pakket>

       aptitude [-S <bestandsnaam>] [--autoclean-on-startup | --clean-on-startup | -i | -u]

       aptitude help

OMSCHRIJVING

       aptitude is een interface in tekstmodus voor het Debian GNU/Linux pakketsysteem.

       Het laat de gebruiker toe de pakketlijst te bekijken en taken van pakketbeheer uit te
       voeren, zoals het installeren, opwaarderen en verwijderen van pakketten. Acties kunnen
       uitgevoerd worden met behulp van een visuele interface of aan de commandoregel.

ACTIES AAN DE COMMANDOREGEL

       het eerste argument dat niet met een streepje (“-”) begint, wordt als een actie beschouwd
       die door het programma uitgevoerd moet worden. Indien er aan de commandoregel geen actie
       ingegeven wordt, zal aptitude in visuele modus opstarten.

       De volgende acties kunnen gebruikt worden:

       install
           Installeer een of meer pakketten. De pakketten moeten na het commando “install”
           vermeld worden. Indien de naam van een pakket een tilde-teken (“~”) of een vraagteken
           (“?”) bevat, zal dat als een zoekpatroon behandeld worden en elk pakket dat aan dat
           patroon beantwoordt zal geïnstalleerd worden (raadpleeg de sectie over “Zoekpatronen”
           in de referentiehandleiding van aptitude).

           Om een specifieke versie van een pakket te selecteren, voegt u “=<versie>” toe aan de
           pakketnaam: bijvoorbeeld, “aptitude install apt=0.3.1”. Op dezelfde manier kunt u een
           pakket uit een specifiek archief selecteren door “/<archief>” toe te voegen aan de
           pakketnaam: bijvoorbeeld, “aptitude install apt/experimental”. U kunt niet terzelfder
           tijd een archief en een versie opgeven voor een pakket.

           Niet elk pakket dat aan de commandoregel opgegeven wordt, moet geïnstalleerd worden. U
           kunt aptitude opdragen iets anders te doen met een pakket door aan de naam van het
           pakket een “modificatieaanduiding” toe te voegen. Bijvoorbeeld, aptitude remove
           wesnoth+ zal wesnoth installeren in plaats van het te verwijderen. De volgende
           modificatieaanduidingen kunnen gebruikt worden:

           <pakket>+
               Installeer <pakket>.

               Indien het pakket niet geïnstalleerd was, wordt het gemarkeerd als handmatig
               geïnstalleerd en de nieuw geïnstalleerde vereisten worden gemarkeerd met de vlag
               automatisch geïnstalleerd. Indien het pakket of de vereisten reeds geïnstalleerd
               waren, blijft de markering automatisch geïnstalleerd behouden. Zie voor meer
               informatie het onderdeel over automatische installaties uit de documentatie.

           <pakket>+M
               Installeer <pakket> en markeer het onmiddellijk als automatisch geïnstalleerd
               (merk op dat indien niets afhankelijk is van <pakket>, dit tot gevolg heeft dat
               het onmiddellijk verwijderd zal worden).

           <pakket>-
               Verwijder <pakket>.

           <pakket>_
               Wis <pakket>: verwijder het en ook de ermee verband houdende configuratie- en
               databestanden.

           <pakket>=
               Bevries <pakket>: annuleer een eventuele geactiveerde installatie, opwaardering of
               verwijdering en voorkom dat dit pakket in de toekomst automatisch opgewaardeerd
               wordt.

           <pakket>:
               Behoud <pakket> op zijn huidige versie: annuleer een eventuele installatie,
               verwijdering of opwaardering. Anders dan bij een “handhaving” (zie hierboven)
               worden toekomstige automatische opwaarderingen hierdoor niet tegengehouden.

           <pakket>&M
               Markeer <pakket> als automatisch geïnstalleerd.

           <pakket>&m
               Markeer <pakket> als handmatig geïnstalleerd.

           <pakket>&BD
               Installeer de bouwvereisten van een <pakket>.

           Een bijzondere casus is “install” zonder argumenten, hetgeen een uitwerking zal hebben
           op alle opgeslagen/aanhangige acties.

               Opmerking
               Nadat u bij de uiteindelijke vraag om bevestiging Y ingevoerd heeft, zal het
               commando “install” de door aptitude opgeslagen informatie over de uit te voeren
               acties, aanpassen. Als u bijvoorbeeld voor pakketten die voordien niet
               geïnstalleerd waren, de opdracht geeft “aptitude install foo bar” en als
               vervolgens de installatie mislukt nadat aptitude begonnen was met het downloaden
               en installeren van pakketten, zult u daarom het commando “aptitude remove foo bar”
               moeten uitvoeren om terug te gaan naar de vorige toestand (en eventueel de op
               andere pakketten toegepaste installatie- of opwaarderingsactie, die door de
               “install”-actie uitgelokt werden, ongedaan maken).

       remove, purge, reinstall
           Deze commando's zijn hetzelfde als “install”, maar passen de vermelde actie toe op
           alle aan de commandoregel opgegeven pakketten waarvoor die actie niet opgeheven
           (overridden) werd.

           Bijvoorbeeld, “aptitude remove '~ndeity'” zal alle pakketten verwijderen waarvan de
           naam “deity” bevat.

       build-depends, build-dep
           Voldoe aan de bouwvereisten van een pakket. Elke pakketnaam kan de naam van een
           bronpakket zijn en in dat geval worden de bouwvereisten voor dat bronpakket
           geïnstalleerd. In het andere geval worden binaire pakketten opgezocht zoals bij het
           commando “install” en wordt voldaan aan de bouwvereisten van de bronpakketten waaruit
           deze binaire pakketten gebouwd worden.

           Indien de commandoregelparameter --arch-only gebruikt werd, wordt enkel voldaan aan de
           architectuurgerelateerde bouwvereisten (d.w.z. niet Build-Depends-Indep of
           Build-Conflicts-Indep).

       markauto, unmarkauto
           Markeer pakketten respectievelijk als automatisch of als handmatig geïnstalleerd. De
           pakketten worden op dezelfde manier gespecificeerd als bij het commando “install”.
           Bijvoorbeeld, “aptitude markauto '~slibs'” markeert alle pakketten uit de sectie
           “libs” als automatisch geïnstalleerd.

           Zie voor meer informatie over automatisch geïnstalleerde pakketten de sectie “Het
           beheer van automatisch geïnstalleerde pakketten” in de referentiehandleiding van
           aptitude.

       hold, unhold, keep
           Markeer pakketten als te handhaven, ontneem hen deze status, of stel in dat ze
           behouden moeten blijven in hun huidige toestand. De pakketten worden op precies
           dezelfde manier opgegeven als bij het commando “install”. Bijvoorbeeld, “aptitude hold
           '~e^dpkg$'” markeert alle pakketten uit het broncodepakket “dpkg” als te handhaven.

           Het verschil tussen hold en keep is dat hold ervoor zorgt dat een pakket genegeerd zal
           worden bij toekomstige safe-upgrade en full-upgrade commando's, terwijl keep enkel
           eventuele geplande acties voor een pakket annuleert.  unhold laat terug toe dat een
           pakket opgewaardeerd wordt door een later gegeven safe-upgrade of full-upgrade
           commando, zonder andere veranderingen aan zijn toestand aan te brengen.

       keep-all
           Annuleert alle geplande acties voor alle pakketten. Bij alle pakketten die een
           gevraagde actie van installeren, verwijderen of opwaarderen opgeplakt kregen, wordt
           die aangevraagde toestand geannuleerd.

       forget-new
           Vergeet alle interne informatie over welke pakketten “nieuw” zijn (het equivalent van
           het indrukken van “f” in de visuele modus).

           Dit commando aanvaardt pakketnamen en patronen als argument. Indien de tekenreeks een
           tilde-teken (“~”) of een vraagteken (“?”) bevat, zal dat als een zoekpatroon behandeld
           worden en elk pakket dat aan dat patroon beantwoordt, zal in aanmerking genomen worden
           (raadpleeg de sectie over “Zoekpatronen” in de referentiehandleiding van aptitude).

       forbid-version
           Laat niet toe dat een pakket opgewaardeerd wordt naar een specifieke versie, maar sta
           automatische opwaarderingen naar latere versies wel toe. Dit is bijvoorbeeld nuttig om
           een versie van een pakket te vermijden waarvan bekend is dat ze defect is, zonder
           daarvoor handmatig handhavingen te hoeven instellen en op te heffen.

           Standaard zou aptitude de verboden versie selecteren als de versie waarnaar het pakket
           normaliter opgewaardeerd zou worden (de kandidaatversie). U kunt deze selectie
           aanpassen door “=<versie>” aan de pakketnaam toe te voegen: bijvoorbeeld, “aptitude
           forbid-version vim=1.2.3.broken-4”.

           Als u op de actie wilt terugkomen, zal het verbod opgeheven worden door “aptitude
           install <pakket>”. Om de verboden versie te verwijderen zonder de kandidaatversie te
           installeren, moet de huidige versie toegevoegd worden: “install <pakket>=<versie>”.

       update
           Werkt de lijst bij van de pakketten die beschikbaar zijn bij de pakketbronnen van apt
           (dit is het equivalent van “apt-get update”)

       safe-upgrade
           Waardeert geïnstalleerde pakketten naar hun meest recente versie op. Geïnstalleerde
           pakketten zullen niet verwijderd worden tenzij ze niet gebruikt worden (zie de sectie
           “Het beheer van automatisch geïnstalleerde pakketten” in de referentiehandleiding van
           aptitude). Pakketten die momenteel niet geïnstalleerd zijn, kunnen geïnstalleerd
           worden om te voldoen aan vereisten, tenzij de commandoregeloptie --no-new-installs
           gebruikt werd.

           Indien aan de commandoregel geen <pakket>ten opgegeven werden, zal aptitude elk pakket
           trachten op te waarderen dat opgewaardeerd kan worden. Anders zal aptitude enkel de
           opgegeven pakketten trachten op te waarderen. Aan het/de <pakket>ten kan een
           achtervoegsel toegevoegd worden, zoals dit met de argumenten voor aptitude install het
           geval is, waardoor u hier aan aptitude nog bijkomende instructies kunt meegeven.
           Bijvoorbeeld, aptitude safe-upgrade bash dash- zal proberen het pakket bash op te
           waarderen en het pakket dash te verwijderen.

           Soms is het nodig om een pakket te verwijderen om een ander te kunnen opwaarderen. In
           zulke situaties is dit commando niet in staat pakketten op te waarderen. Gebruik het
           commando full-upgrade om zoveel mogelijk pakketten op te waarderen.

       full-upgrade
           Waardeert geïnstalleerde pakketten op naar hun meest recente versie en zo nodig kan
           het daarbij pakketten verwijderen of installeren. Het installeert ook nieuwe
           essentiële of vereiste pakketten (pakketten met de markering 'Essential' of
           'Required'). Dit commando gaat minder conservatief te werk dan safe-upgrade, hetgeen
           dus een grotere kans op ongewenste acties geeft. Daarentegen is het wel in staat
           pakketten op te waarderen die niet door safe-upgrade opgewaardeerd kunnen worden.

           Indien aan de commandoregel geen <pakket>ten vermeld wordt/worden, zal aptitude
           proberen elk pakket dat opgewaardeerd kan worden, op te waarderen. Anders zal aptitude
           enkel die pakketten proberen op te waarderen waarvoor het die opdracht kreeg. Aan
           het/de <pakket>ten kan een achtervoegsel toegevoegd worden, zoals dit met de
           argumenten voor aptitude install het geval is, waardoor u hier aan aptitude nog
           bijkomende instructies kunt meegeven. Bijvoorbeeld, aptitude full-upgrade bash dash-
           zal proberen het pakket bash op te waarderen en het pakket dash te verwijderen.

               Opmerking
               Origineel werd het commando om historische redenen dist-upgrade genoemd, en
               aptitude herkent dist-upgrade nog steeds als een synoniem voor full-upgrade.

       search
           Zoekt naar de pakketten die beantwoorden aan een van de patronen die aan de
           commandoregel ingegeven werden. Elk pakket dat overeenkomt met een van de opgegeven
           patronen zal weergegeven worden. Bijvoorbeeld, “aptitude search '~N' edit” zal alle
           pakketten opleveren die “nieuw” zijn en alle pakketten die in hun naam “edit” hebben.
           Voor bijkomende informatie in verband met zoekpatronen raadpleegt u de sectie
           “Zoekpatronen” in de referentiehandleiding van aptitude.

               Opmerking
               In het bovenstaande voorbeeld heeft “aptitude search '~N' edit” twee argumenten na
               search en dus wordt er gezocht op twee patronen: “~N” en “edit”. Zoals in de
               referentiegids zoekpatronen beschreven wordt, levert één enkel patroon dat bestaat
               uit twee met een spatie van elkaar gescheiden subpatronen (zoals “~N edit”), enkel
               een resultaat op als met beide patronen een overeenkomst gevonden wordt. Dus het
               commando “aptitude search '~N edit'” zal enkel die “nieuwe” pakketten weergeven
               die “edit” in hun naam hebben.
           Tenzij u de optie -F meegeeft, zal de uitvoer van aptitude search er ongeveer zo
           uitzien:

               i   apt                             - Advanced front-end for dpkg
               pi  apt-build                       - frontend to apt to build, optimize and in
               cp  apt-file                        - APT package searching utility -- command-
               ihA raptor-utils                    - Raptor RDF Parser utilities

           Elk zoekresultaat wordt op een aparte regel weergegeven. Het eerste teken op iedere
           regel geeft de huidige toestand van het pakket weer: de meest voorkomende toestanden
           zijn p, wat betekent dat er op het systeem geen enkel spoor van het pakket bestaat, c,
           wat betekent dat het pakket verwijderd werd maar dat zijn configuratiebestanden nog op
           het systeem aanwezig zijn, i, wat betekent dat het pakket geïnstalleerd is, en v, wat
           betekent dat het om een virtueel pakket gaat. Het tweede letterteken is een aanduiding
           voor de opgeslagen actie (en anders wordt een blanco spatie weergegeven) die later op
           het pakket uitgevoerd zal worden, waarbij de meest voorkomende acties zijn: i, wat
           betekent dat het pakket geïnstalleerd zal worden, d, wat betekent dat het pakket
           verwijderd zal worden, en p, wat het betekent dat het pakket en zijn
           configuratiebestanden verwijderd zullen worden. Indien het derde letterteken een A is,
           geeft dit aan dat het pakket automatisch geïnstalleerd werd.

           Voor een volledige lijst van alle mogelijke vlaggen om een toestand of een actie aan
           te duiden, raadpleegt u de sectie “Pakketinformatie opvragen” in de referentiegids van
           aptitude. Voor het aanpassen van de uitvoer van search, verwijzen we naar de
           commandoregelopties -F en --sort.

       show
           Geeft gedetailleerde informatie weer over een of meer pakketten. Indien er een
           tildeteken (“~”) of een vraagteken (“?”) in de pakketnaam staat, zal hij als een
           zoekpatroon geïnterpreteerd worden en alle pakketten die eraan beantwoorden zullen
           weergegeven worden (zie de sectie “Zoekpatronen” in de referentiehandleiding van
           aptitude).

           Indien het niveau van detaillering 1 of hoger is (dit betekent dat de commandoregel
           minstens één -v bevat), wordt informatie over alle versies van het pakket weergegeven.
           Anders wordt informatie weergegeven over de “kandidaatversie” (de versie die door
           “aptitude install” zou opgehaald worden).

           U kunt informatie laten weergeven over een andere pakketversie door =<versie> toe te
           voegen aan de pakketnaam. U kunt de versie uit een specifiek archief of release laten
           weergeven door /<archief> of /<release> toe te voegen aan de pakketnaam: bijvoorbeeld,
           /unstable of /sid. Indien er zo een is, zal enkel de gevraagde versie weergegeven
           worden, ongeacht het niveau van detaillering.

           Indien het niveau van detaillering 1 of hoger is, worden de velden architectuur,
           grootte in gecomprimeerde vorm, bestandsnaam en md5-controlesom weergegeven. Indien
           het niveau van detaillering 2 of hoger is, zal/zullen de geselecteerde versie(s)
           eenmaal weergegeven worden voor elk archief waarin ze aangetroffen wordt/worden.

       showsrc
           Geeft gedetailleerde informatie over een of meer broncodepakketten weer.

           Dit is een dun omhulsel rond apt(8).

       source
           Downloadt een of meer broncodepakketten.

           Dit is een dun omhulsel rond apt(8).

       versions
           Geeft de versies weer van de aan de commandoregel opgegeven pakketten.

               $ aptitude versions wesnoth
               p   1:1.4.5-1                                                             100
               p   1:1.6.5-1                                    unstable                 500
               p   1:1.7.14-1                                   experimental             1

           Elke versie wordt op een aparte regel weergegeven. De drie meest linkse lettertekens
           geven de huidige toestand en de (eventuele) geplande toestand weer en of het een
           automatisch geïnstalleerd pakket betreft. Raadpleeg voor bijkomende informatie over de
           betekenis ervan de documentatie bij aptitude search. Rechts van het versienummer ziet
           u de releases waarin de versie te vinden is en de pin-prioriteit van de versie.

           Indien een pakketnaam een tildeteken (“~”) bevat of een vraagteken (“?”), zal die
           geïnterpreteerd worden als een zoekpatroon en zullen alle versies die eraan
           beantwoorden, weergegeven worden (zie de sectie “Zoekpatronen” in de
           referentiehandleiding van aptitude). Dit betekent dat bijvoorbeeld aptitude versions
           '~i' alle versies zal weergeven die momenteel op het systeem geïnstalleerd zijn en
           niets anders, zelfs geen andere versies van dezelfde pakketten.

               $ aptitude versions '~nexim4-daemon-light'
               Pakket exim4-daemon-light:
               i   4.71-3                                                                100
               p   4.71-4                                       unstable                 500

               Pakket exim4-daemon-light-dbg:
               p   4.71-4                                       unstable                 500

           Indien de invoer een zoekpatroon is of indien meer dan een versie van een pakket
           weergegeven moet worden, zal aptitude de uitvoer automatisch per pakket groeperen,
           zoals hierboven getoond wordt. U kunt dit uitzetten via --group-by=none, waardoor
           aptitude een gewone lijst zal weergeven van alle gevonden versies, waarbij iedere
           regel automatisch ook de naam van het pakket zal bevatten:

               $ aptitude versions --group-by=none '~nexim4-daemon-light'
               i   exim4-daemon-light 4.71-3                                             100
               p   exim4-daemon-light 4.71-4                    unstable                 500
               p   exim4-daemon-light-dbg 4.71-4                unstable                 500

           Om de pakketnaam weg te laten, geeft u --show-package-names=never op:

               $ aptitude versions --show-package-names=never --group-by=none '~nexim4-daemon-light'
               i   4.71-3                                                                100
               p   4.71-4                                       unstable                 500
               p   4.71-4                                       unstable                 500

           Behalve met de voorgaande opties, kunt u de informatie die voor elke versie
           weergegeven wordt, ook regelen met de commandoregeloptie -F. De volgorde waarin
           versies weergegeven worden kan beïnvloed worden met de commandoregeloptie --sort. Om
           te voorkomen dat aptitude de uitvoer in kolommen zou opmaken, gebruikt u
           --disable-columns.

       add-user-tag, remove-user-tag
           Voegt een gebruikerslabel (user tag) toe aan of verwijdert een gebruikerslabel van de
           geselecteerde groep pakketten. Indien een pakketnaam een tilde (“~”) of een vraagteken
           (“?”) bevat, wordt hij als een zoekpatroon beschouwd en wordt het merkteken toegevoegd
           aan of verwijderd van alle pakketten die aan het zoekpatroon beantwoorden (zie de
           sectie “Zoekpatronen” in de referentiehandleiding van aptitude).

           Gebruikerslabels (user tags) zijn arbitraire tekenreeksen die aan een pakket gekoppeld
           worden. Zij kunnen gebruikt worden met de zoekterm ?user-tag(<merkteken>), waarmee
           alle pakketten geselecteerd worden die een vrij merkteken hebben dat overeenkomt met
           <merkteken>..

       why, why-not
           Geeft een verklaring waarom een specifiek pakket op het systeem geïnstalleerd zou
           moeten worden of er niet op geïnstalleerd kan worden.

           Dit commando zoekt de pakketten op die het opgegeven pakket vereisen of die ermee
           conflicteren. Het geeft een sequentie weer van afhankelijkheden die naar het beoogde
           pakket leiden, samen met een aanduiding van de installatiestatus van elk pakket uit de
           hele keten van vereisten:

               $ aptitude why kdepim
               i   nautilus-data Beveelt aan nautilus
               i A nautilus      Beveelt aan desktop-base (>= 0.2)
               i A desktop-base  Suggereert   gnome | kde | xfce4 | wmaker
               p   kde           Vereist    kdepim (>= 4:3.4.3)

           Het commando why zoekt de hele keten van vereisten op die tot de installatie leidt van
           het aan de commandoregel opgegeven pakket, zoals hierboven te zien is. Merk in dit
           geval op dat de door aptitude gevonden vereistenrelatie een suggestie (suggests) is.
           Dit is omdat geen enkel momenteel op deze computer geïnstalleerd pakket het pakket
           kdepim echt vereist (depends) of aanbeveelt (recommends). Indien er een sterkere
           vereistenrelatie bestond, had aptitude ze weergegeven.

           Daartegenover gaat why-not op zoek naar een keten van vereisten die uitmondt in een
           conflict met het beoogde pakket:

               $ aptitude why-not textopo
               i   ocaml-core          Vereist   ocamlweb
               i A ocamlweb            Vereist   tetex-extra | texlive-latex-extra
               i A texlive-latex-extra Conflicteert met textopo

           Indien een of meer <patro(o)n>en opgegeven werden (naast het verplichte laatste
           argument dat een geldige <pakket>naam moet zijn), dan begint aptitude zijn zoektocht
           bij deze patronen. Dit houdt in dat het eerste pakket uit de keten die het weergeeft
           om uit te leggen waarom een <pakket> wel of niet geïnstalleerd wordt, een pakket zal
           zijn dat aan het patroon in kwestie beantwoordt. De patronen worden als pakketnamen
           geïnterpreteerd, tenzij ze een tilde (“~”) of een vraagteken (“?”) bevatten. In dat
           geval worden ze als zoekpatronen behandeld (zie de sectie“Zoekpatronen” in de
           referentiehandleiding van aptitude).

           Indien er geen patronen opgegeven werden, zal aptitude op zoek gaan naar ketens van
           vereisten die starten bij handmatig geïnstalleerde pakketten. Dit kan op een treffende
           manier laten zien welke pakketten ertoe geleid hebben, of ertoe zouden leiden, dat een
           bepaald pakket geïnstalleerd werd.

               Opmerking
               aptitude why voert geen volledige oplossing van vereistenproblemen uit; het geeft
               enkel rechtstreekse relaties tussen pakketten weer. Bijvoorbeeld, als A B nodig
               heeft en C heeft D nodig en B en C conflicteren met elkaar, dan zal “aptitude
               why-not D” niet het antwoord geven dat “A B vereist, B met C conflicteert en D C
               vereist”.
           Standaard geeft aptitude enkel de “meest geïnstalleerde, sterkste, meest hechte,
           kortste” keten van vereisten weer. Dit houdt in dat het zoekt naar een keten van
           vereisten die enkel bestaat uit pakketten die geïnstalleerd zijn of geïnstalleerd
           zullen worden. Binnen die restrictie zoekt het naar de sterkst mogelijke
           afhankelijkheden. Het zoekt naar een keten van vereisten waarbij vereisten waarvoor
           meerdere alternatieven bestaan (die zich met OR tot elkaar verhouden) en Provides
           (pakketten die voorzien in) vermeden worden. Het zoekt de kortste keten van vereisten
           die aan deze criteria beantwoordt. Gaandeweg worden deze regels versoepeld tot er een
           overeenkomst gevonden wordt.

           Als het niveau van detaillering 1 of meer is, dan zullen alle verklaringen die
           aptitude kan vinden, weergegeven worden in omgekeerde volgorde van relevantie. Als het
           niveau van detaillering 2 of meer is, zal een echt excessieve hoeveelheid
           debuginformatie naar standaarduitvoer gestuurd worden.

           De terugkeerwaarde van het commando is 0 bij succes, 1 als geen verklaring uitgewerkt
           kon worden en -1 als er zich een fout voordeed.

       clean
           Verwijdert alle eerder opgehaalde .deb-bestanden uit de map met de pakketcache
           (gewoonlijk /var/cache/apt/archives).

       autoclean
           Verwijdert alle pakketten uit de cache die niet langer gedownload kunnen worden. Dit
           laat u toe te voorkomen dat de cache na verloop van tijd oncontroleerbaar groot zou
           worden, zonder hem volledig leeg te maken.

       changelog
           Downloadt de Debian changelog (log van wijzigingen) voor elk van de opgegeven binaire
           of bronpakketten en geeft die weer.

           Standaard wordt de changelog opgehaald voor de versie die met “aptitude install”
           geïnstalleerd zou worden. U kunt een specifieke versie van een pakket selecteren door
           =<versie> toe te voegen aan de naam van het pakket. U kunt de versie uit een specifiek
           archief of release selecteren door /<archief> of /<release> toe te voegen aan de naam
           van het pakket (bijvoorbeeld, /unstable of /sid).

       download
           Downloadt het .deb-bestand van het opgegeven pakket en plaatst het in de huidige map.

           Dit is een dun omhulsel rond apt(8).

       extract-cache-subset
           Kopieert de configuratiemap van apt (/etc/apt) en een subset van de pakketdatabase
           naar de opgegeven map. Indien geen pakketten opgegeven werden, wordt de volledige
           pakketdatabase gekopieerd, anders enkel de onderdelen ervan die overeenkomen met de
           genoemde pakketten. Elke pakketnaam kan een zoekpatroon zijn en alle pakketten die
           eraan beantwoorden, zullen geselecteerd worden (zie de sectie “Zoekpatronen” in de
           referentiehandleiding van aptitude). Eventuele bestaande pakketdatabasebestanden in de
           map waarin de uitvoer terecht komt, zullen overschreven worden.

           Afhankelijkheden die in de paragrafen van binaire pakketten vermeld staan, worden
           herschreven om verwijzingen naar pakketten die niet in de geselecteerde set voorkomen,
           te verwijderen.

       help
           Geeft een korte samenvatting weer van de commando's en opties die gebruikt kunnen
           worden.

OPTIES

       De volgende opties kunnen gebruikt worden om het gedrag van de hiervoor beschreven acties
       te beïnvloeden. Merk op dat hoewel bij alle commando's alle opties geaccepteerd zullen
       worden, sommige opties voor bepaalde commando's niet van toepassing zijn en door die
       commando's genegeerd zullen worden.

       --add-user-tag <merkteken>
           Bij full-upgrade, safe-upgrade, forbid-version, hold, install, keep-all, markauto,
           unmarkauto, purge, reinstall, remove, unhold en unmarkauto: voeg het gebruikerslabel
           (user tag) <merkteken> toe aan alle pakketten die door dit commando geïnstalleerd,
           verwijderd of opgewaardeerd werden alsof het commando add-user-tag gegeven werd.

       --add-user-tag-to <merkteken>,<patroon>
           Bij full-upgrade, safe-upgrade forbid-version, hold, install, keep-all, markauto,
           unmarkauto, purge, reinstall, remove, unhold en unmarkauto: voeg het gebruikerslabel
           (user tag) <merkteken> toe aan alle pakketten die beantwoorden aan <patroon> alsof het
           commando add-user-tag gegeven werd. Het patroon is een zoekpatroon, zoals beschreven
           in de sectie “Zoekpatronen” in de referentiehandleiding van aptitude.

           Zo zal bijvoorbeeld het commando aptitude safe-upgrade --add-user-tag-to
           "nieuwe-installatie,?action(install)" het merkteken nieuwe-installatie geven aan alle
           pakketten die met het commando safe-upgrade geïnstalleerd werden.

       --allow-new-upgrades
           Als de oplosser in veilige modus gebruikt wordt (d.w.z. als de optie --safe-resolver
           opgegeven werd of als de actie safe-upgrade is, of als
           Aptitude::Always-Use-Safe-Resolver ingesteld werd op true), de vereistenoplosser de
           toelating geven om opwaarderingen van pakketten te installeren, ongeacht de waarde van
           Aptitude::Safe-Resolver::No-New-Upgrades.

       --allow-new-installs
           Sta het commando safe-upgrade toe om nieuwe pakketten te installeren. Als de oplosser
           in veilige modus gebruikt wordt (d.w.z. als de optie --safe-resolver opgegeven werd of
           als de actie safe-upgrade is, of als Aptitude::Always-Use-Safe-Resolver ingesteld werd
           op true), de vereistenoplosser de toelating geven om nieuwe pakketten te installeren.
           Deze optie is van kracht ongeacht de waarde van
           Aptitude::Safe-Resolver::No-New-Installs.

       --allow-untrusted
           Installeer pakketten afkomstig van onbetrouwbare pakketbronnen zonder vragen te
           stellen. U zou dit enkel mogen gebruiken als u weet wat u doet, aangezien het
           gemakkelijk de veiligheid van uw systeem in gevaar zou kunnen brengen.

       --disable-columns
           Deze optie heeft tot effect dat aptitude search en aptitude versions hun resultaten
           weergeven zonder enige vorm van bijzondere indeling. Meer in het bijzonder is het zo
           dat aptitude normaal gezien witruimte toevoegt aan zoekresultaten of ze afkapt in een
           poging om ze te doen passen binnen verticale “kolommen”. Als deze vlag gebruikt wordt,
           zal de indeling van elke regel erin bestaan dat de indelingsstuurcodes uit de
           indelingstekenreeks vervangen worden door de overeenkomstige tekst, zonder rekening te
           houden met de breedte van de kolommen.

           De eerste paar regels van de uitvoer van het commando “aptitude search -F '%p %V'
           --disable-columns libedataserver” zouden bijvoorbeeld als volgt kunnen zijn:

               disksearch 1.2.1-3
               hp-search-mac 0.1.3
               libbsearch-ruby 1.5-5
               libbsearch-ruby1.8 1.5-5
               libclass-dbi-abstractsearch-perl 0.07-2
               libdbix-fulltextsearch-perl 0.73-10

           Zoals in het bovenstaande voorbeeld, is het gebruik van --disable-columns vaak nuttig
           in combinatie met een aangepaste weergave-indeling die met de commandoregeloptie -F
           ingesteld werd.

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Disable-Columns.

       -D, --show-deps
           Toon bij commando's die pakketten installeren of verwijderen (install, full-upgrade,
           enz.) een korte toelichting bij automatische installaties en verwijderingen.

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Show-Deps.

       -d, --download-only
           Download indien nodig pakketten naar de pakketcache, maar installeer of verwijder
           niets. Standaard wordt de pakketcache opgeslagen in /var/cache/apt/archives.

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Download-Only.

       -F <indeling>, --display-format <indeling>
           Specificeert de indeling die gebruikt moet worden om de uitvoer van de commando's
           search en versions weer te geven. Bijvoorbeeld, “%p %v %V” opgeven als <indeling> zal
           resulteren in het weergeven van de naam van het pakket, gevolgd door de momenteel
           geïnstalleerde versie ervan en zijn kandidaatversie (zie voor meer informatie de
           sectie “Aanpassingen maken aan de wijze waarop pakketten weergegeven worden” in de
           referentiehandleiding van aptitude).

           De commandoregeloptie --disable-columns is vaak nuttig in combinatie met -F.

           Voor search komt dit overeen met de configuratieoptie
           Aptitude::CmdLine::Package-Display-Format. Voor versions komt dit overeen met de
           configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Version-Display-Format.

       -f
           Doe moeite om de vereisten van defecte pakketten te repareren, zelfs als dit het
           negeren inhoudt van de aan de commandoregel gevraagde acties.

           Dit komt overeen met het configuratie-item Aptitude::CmdLine::Fix-Broken.

       --full-resolver
           Gebruik de standaard “integrale” oplosser voor het oplossen van vereistenproblemen van
           pakketten als die zich voordoen. In tegenstelling tot de oplosser in “veilige” modus
           die door --safe-resolver geactiveerd wordt, zal de integrale oplosser probleemloos
           pakketten verwijderen om aan vereisten te kunnen voldoen. Hij is in staat om meer
           situaties op te lossen dan het veilige algoritme, maar zijn oplossingen maken meer
           kans om onwenselijk te zijn.

           Deze optie kan gebruikt worden om het gebruik van de integrale oplosser af te dwingen,
           zelfs als Aptitude::Always-Use-Safe-Resolver ingesteld werd op true.

       --group-by <groeperingsmodus>
           Regelt hoe het commando versions zijn uitvoer groepeert. De volgende waarden kunnen
           gebruikt worden:

           •   archive om pakketten te groeperen volgens het archief waarin ze voorkomen
               (“stable”, “unstable”, enz.). Indien een pakket in verschillende archieven
               voorkomt, zal het in elk ervan weergegeven worden.

           •   auto om versies volgens hun pakket te groeperen, tenzij er exact één argument
               gebruikt werd dat geen zoekpatroon is.

           •   none om alle versies in een eenvoudige lijst weer te geven zonder enige vorm van
               groepering.

           •   package om versies volgens hun pakket te groeperen.

           •   source-package om versies volgens hun broncodepakket te groeperen.

           •   source-version om versies volgens hun broncodepakket en de broncodeversie te
               groeperen.

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Versions-Group-By.

       -h, --help
           Geef een korte hulptekst weer. Identiek aan de actie help.

       --log-file=<bestand>
           Indien <bestand> geen lege tekenreeks is, zullen logberichten daarin opgeschreven
           worden, behalve als <bestand> “-” is. In dat laatste geval zullen logberichten naar
           standaarduitvoer geschreven worden. Indien deze optie meerdere keren voorkomt, zal de
           laatste vermelding uitwerking krijgen.

           Dit heeft geen invloed op het loggen van de installaties die aptitude uitvoert
           (/var/log/aptitude). De logberichten waarop deze configuratie betrekking heeft,
           betreffen interne programmagebeurtenissen, fouten en debugberichten. Zie de
           commandoregeloptie --log-level om meer controle te verwerven over wat gelogd wordt.

           Dit komt overeen met de configuratieopte Aptitude::Logging::File.

       --log-level=<niveau>, --log-level=<categorie>:<niveau>
           --log-level=<niveau> heeft als effect dat aptitude enkel berichten logt van een niveau
           <niveau> of hoger. Het logniveau bijvoorbeeld instellen op error zal ertoe leiden dat
           enkel berichten van de logniveaus error en fatal weergegeven worden. Alle andere
           zullen verborgen worden. Geldige logniveaus (in aflopende volgorde) zijn off, fatal,
           error, warn, info, debug, en trace. Het standaard logniveau is warn.

           --log-level=<categorie>:<niveau> heeft als effect dat berichten uit de categorie
           <categorie> enkel gelogd worden als hun <niveau> van <niveau> of hoger is.

           --log-level mag meermaals voorkomen aan de commandoregel. Het is de meest specifieke
           instelling die uitwerking heeft. Indien u dus --log-level=aptitude.resolver:fatal en
           --log-level=aptitude.resolver.hints.match:trace opgeeft, dan zullen berichten uit
           aptitude.resolver.hints.parse enkel weergegeven worden als hun niveau fatal is, maar
           zullen alle berichten uit aptitude.resolver.hints.match weergegeven worden. Indien u
           het niveau voor eenzelfde categorie twee of meer keren instelt, zal het de laatste
           instelling zijn die uitwerking heeft.

           Dit heeft geen invloed op het loggen van de installaties die aptitude uitgevoerd heeft
           (/var/log/aptitude). De logberichten die ten gevolge van deze instelling opgeschreven
           worden hebben betrekking op interne programmagebeurtenissen, fouten en informatie
           gericht op debuggen. Zie de commandoregeloptie --log-file om de plaats waar
           logberichten terecht komen te wijzigen.

           Dit komt overeen met de configuratiegroep Aptitude::Logging::Levels.

       --log-resolver
           Stel een aantal standaardlogniveaus in verband met de oplosser in om loguitvoer te
           produceren, geschikt om door geautomatiseerd gereedschap verwerkt te worden. Dit is
           het equivalent van de commandoregelopties --log-level=aptitude.resolver.search:trace
           --log-level=aptitude.resolver.search.tiers:info.

       --no-new-installs
           Voorkom dat safe-upgrade nieuwe pakketten installeert. Sta de vereistenoplosser niet
           toe om nieuwe pakketten te installeren bij het gebruik van de veilige oplosser (d.w.z.
           als de optie --safe-resolver opgegeven werd of als Aptitude::Always-Use-Safe-Resolver
           ingesteld werd op true). Deze optie heeft uitwerking ongeacht de waarde van
           Aptitude::Safe-Resolver::No-New-Installs.

           Dit imiteert het vroegere gedrag van apt-get upgrade.

       --no-new-upgrades
           Verbied bij het gebruik van de oplosser in veilige modus (d.w.z. als de optie
           --safe-resolver opgegeven werd of als Aptitude::Always-Use-Safe-Resolver ingesteld
           werd op true) dat de vereistenoplosser opwaarderingen van pakketten installeert en dit
           ongeacht de waarde van Aptitude::Safe-Resolver::No-New-Upgrades.

       --no-show-resolver-actions
           Geef de acties die door de “veilige” oplosser ondernomen worden, niet weer en hef een
           eventuele configuratieoptie in dat verband of een eerder opgegeven
           --show-resolver-actions op.

       -O <volgorde>, --sort <volgorde>
           Geef op in welke volgorde de uitvoer van de commando's search en versions weergegeven
           moet worden. Indien u bijvoorbeeld “installsize” opgeeft als <volgorde>, zullen
           pakketten weergegeven worden volgens hun grootte na installatie (zie voor meer
           informatie de sectie “Aanpassen hoe pakketten geordend worden” in de
           referentiehandleiding van aptitude).

           Door een tilde-teken (~) te plaatsen voor de volgordeaanduiding, wordt de volgorde
           gewijzigd van oplopend naar aflopend.

           De standaardvolgorde is name,version.

       -o <sleutel>=<waarde>
           Stel een configuratiebestandsoptie rechtstreeks in. Gebruik bijvoorbeeld -o
           Aptitude::Log=/tmp/my-log om de log van de acties van aptitude te laten opschrijven in
           /tmp/my-log. Zie voor meer informatie over configuratiebestandsopties de sectie
           “Referentiegids voor het configuratiebestand” in de referentiehandleiding van
           aptitude.

       -P, --prompt
           Vraag altijd om bevestiging vooraleer pakketten te downloaden, te installeren of te
           verwijderen, zelfs wanneer er geen andere acties dan die waarom expliciet gevraagd
           werd, uitgevoerd zullen worden.

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Always-Prompt.

       --purge-unused
           Indien Aptitude::Delete-Unused ingesteld staat op “true” (wat standaard het geval is),
           dan zal aptitude niet enkel de pakketten die door geen enkel geïnstalleerd pakket meer
           vereist worden, verwijderen maar ze ook wissen, wat het wissen van hun
           configuratiebestanden en eventuele andere belangrijke gegevens inhoudt. Zie voor meer
           informatie over welke pakketten als “ongebruikt” beschouwd worden, de sectie “Het
           beheer van automatisch geïnstalleerde pakketten” in de referentiehandleiding van
           aptitude.  Deze optie kan tot gegevensverlies leiden! Gebruik ze dus enkel als u weet
           wat u doet!

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::Purge-Unused.

       -q[=<n>], --quiet[=<n>]
           Onderdruk alle incrementele voortgangsindicatoren en maak de uitvoer daardoor geschikt
           voor loggen. Dit kan meerdere keren opgegeven worden om het programma minder
           breedsprakig te maken, maar in tegenstelling tot apt-get, laat aptitude het gebruik
           van -y niet toe als -q meer dan één keer opgegeven werd.

           Het facultatieve =<n> kan gebruikt worden om rechtstreeks het niveau van
           breedsprakigheid in te stellen (om bijvoorbeeld een instelling uit /etc/apt/apt.conf
           te omzeilen). Het lokt bij het programma hetzelfde gedrag uit als wanneer -q exact <n>
           maal zou opgegeven worden.

       -R, --without-recommends
           Behandel aanbevolen pakketten niet als vereisten bij het installeren van nieuwe
           pakketten (dit heeft voorrang op instellingen uit /etc/apt/apt.conf en
           ~/.aptitude/config). Omwille van aanbevelingen eerder geïnstalleerde pakketten zullen
           niet verwijderd worden.

           Dit komt overeen met het paar configuratieopties APT::Install-Recommends en
           APT::AutoRemove::RecommendsImportant.

       -r, --with-recommends
           Behandel aanbevolen pakketten als vereisten bij het installeren van nieuwe pakketten
           (dit heeft voorrang op instellingen uit /etc/apt/apt.conf en ~/.aptitude/config).

           Dit komt overeen met de configuratieoptie APT::Install-Recommends

       --remove-user-tag <merkteken>
           Bij full-upgrade, safe-upgrade, forbid-version, hold, install, keep-all, markauto,
           unmarkauto, purge, reinstall, remove, unhold en unmarkauto: verwijder het
           gebruikerslabel (user tag) <merkteken> van alle pakketten die door dit commando
           geïnstalleerd, verwijderd of opgewaardeerd werden alsof het commando add-user-tag
           gebruikt werd.

       --remove-user-tag-from <merkteken>,<patroon>
           Bij full-upgrade, safe-upgrade, forbid-version, hold, install, keep-all, markauto,
           unmarkauto, purge, reinstall, remove, unhold en unmarkauto: verwijder het
           gebruikerslabel (user tag) <merkteken> van alle pakketten die beantwoorden aan het
           <patroon> alsof het commando remove-user-tag gebruikt werd. Het patroon is een
           zoekpatroon, zoals beschreven in de sectie “Search Patterns” van de
           referentiehandleiding van aptitude.

           Bijvoorbeeld, aptitude safe-upgrade --remove-user-tag-from
           "niet-opgewaardeerd,?action(upgrade)" zal het merkteken niet-opgewaardeerd verwijderen
           van alle pakketten die met het commando safe-upgrade opgewaardeerd kunnen worden.

       -s, --simulate
           Geef in de commandoregelmodus weer welke acties normaal gezien uitgevoerd zouden
           worden, zonder ze evenwel effectief uit te voeren. Dit vereist geen
           systeembeheerdersrechten (de privileges van root). Open in de visuele interface de
           cache steeds in alleen-lezen modus, ongeacht het feit of u root bent of niet.

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::Simulate.

       --safe-resolver
           Gebruik bij het tegenkomen van vereistenproblemen een “veilig” algoritme om ze op te
           lossen. Deze oplosser probeert zoveel mogelijk van uw keuzes te behouden. Hij zal
           nooit een pakket verwijderen en nooit een andere versie van een pakket installeren dan
           zijn standaard kandidaatversie. Hetzelfde algoritme wordt gebruikt bij safe-upgrade.
           Het is inderdaad zo dat aptitude --safe-resolver full-upgrade het equivalent is van
           aptitude safe-upgrade. Omdat safe-upgrade steeds de veilige oplosser gebruikt, wordt
           het niet toegestaan om er de vlag --safe-resolver bij te gebruiken.

           Deze optie is het equivalent van het instellen van de configuratievariabele
           Aptitude::Always-Use-Safe-Resolver op true.

       --schedule-only
           Doet commando's die de toestand van pakketten wijzigen, die operaties agenderen voor
           de toekomst zonder ze effectief uit te voeren. Geagendeerde operaties kunt u effectief
           laten doorvoeren door het uitvoeren van de opdracht aptitude install zonder
           argumenten. Dit is het equivalent van het maken van de overeenkomstige selecties in de
           visuele modus om vervolgens het programma op een normale manier af te sluiten.

           Bijvoorbeeld, aptitude --schedule-only install evolution agendeert de installatie van
           het programma evolution voor later.

       --show-package-names <wanneer>
           Regelt wanneer het commando versions pakketnamen weergeeft. De volgende instellingen
           kunnen gebruikt worden:

           •   always: geef pakketnamen weer telkens wanneer aptitude versions uitgevoerd wordt.

           •   auto: geef bij het uitvoeren van aptitude versions de pakketnamen weer als de
               uitvoer niet volgens pakket gegroepeerd wordt en er ofwel meer dan een argument
               opgegeven werd of een argument dat als een zoekpatroon geldt.

           •   never: geef in de uitvoer van aptitude versions nooit pakketnamen weer.

           Deze optie komt overeen met het configuratie-item
           Aptitude::CmdLine::Versions-Show-Package-Names.

       --show-resolver-actions
           Geef de acties weer die uitgevoerd worden door de “veilige” oplosser en door
           safe-upgrade.

           Bij het uitvoeren van het commando safe-upgrade of wanneer de optie --safe-resolver
           gebruikt wordt, zal aptitude eerst een samenvatting weergeven van de acties die de
           resolver uitgevoerd heeft en daarna pas de voorafbeelding van de installatie. Dit is
           het equivalent van de configuratieoptie
           Aptitude::Safe-Resolver::Show-Resolver-Actions.

       --show-summary[=<MODUS>]
           Wijzigt het gedrag van “aptitude why” zodat het elke uitvoer van een keten van
           vereisten samenvat, eerder dan ze in de lange vorm weer te geven. Indien deze optie
           gebruikt werd en <MODUS> niet “no-summary” is, zullen ketens die vereisten van het
           type Suggests bevatten, niet weergegeven worden: combineer--show-summary met -v om een
           samenvatting te zien van alle redenen voor de installatie van het doelpakket.

           <MODUS> kan één van de volgende zijn:

            1. no-summary: geen samenvatting geven (het standaardgedrag als --show-summary niet
               opgegeven is).

            2. first-package: geef het eerste pakket uit elke keten weer. Dit is de
               standaardwaarde van <MODUS> als niets gespecificeerd werd.

            3. first-package-and-type: geef het eerste pakket uit elke keten weer, samen met het
               niveau van de zwakste vereiste uit de keten.

            4. all-packages: geef in het kort elke keten van vereisten weer die naar het
               doelpakket leidt.

            5. all-packages-with-dep-versions: geef in het kort elke keten van vereisten weer die
               naar het doelpakket leidt, met inbegrip van de doelversie van elke vereiste.

           Deze optie komt overeen met het configuratie-item Aptitude::CmdLine::Show-Summary. Als
           --show-summary aan de commandoregel opgegeven werd, zal het voorrang hebben op
           Aptitude::CmdLine::Show-Summary.

           Voorbeeld 12. Gebruik van --show-summary --show-summary gebruikt samen met -v om alle
           redenen voor het installeren van een pakket weer te geven:

               $ aptitude -v --show-summary why foomatic-db
               Pakketten die afhangen van foomatic-db:
                 cupsys-driver-gutenprint
                 foomatic-db-engine
                 foomatic-db-gutenprint
                 foomatic-db-hpijs
                 foomatic-filters-ppds
                 foomatic-gui
                 kde
                 printconf
                 wine

               $ aptitude -v --show-summary=first-package-and-type why foomatic-db
               Pakketten die afhangen van foomatic-db:
                 [Vereist] cupsys-driver-gutenprint
                 [Vereist] foomatic-db-engine
                 [Vereist] foomatic-db-gutenprint
                 [Vereist] foomatic-db-hpijs
                 [Vereist] foomatic-filters-ppds
                 [Vereist] foomatic-gui
                 [Vereist] kde
                 [Vereist] printconf
                 [Vereist] wine

               $ aptitude -v --show-summary=all-packages why foomatic-db
               Pakketten die afhangen van foomatic-db:
                 cupsys-driver-gutenprint D: cups-driver-gutenprint D: cups R: foomatic-filters R: foomatic-db-engine D: foomatic-db
                 foomatic-filters-ppds D: foomatic-filters R: foomatic-db-engine D: foomatic-db
                 kde D: kdeadmin R: system-config-printer-kde D: system-config-printer R: hal-cups-utils D: cups R: foomatic-filters R: foomatic-db-engine D: foomatic-db
                 wine D: libwine-print D: cups-bsd R: cups R: foomatic-filters R: foomatic-db-engine D: foomatic-db
                 foomatic-db-engine D: foomatic-db
                 foomatic-db-gutenprint D: foomatic-db
                 foomatic-db-hpijs D: foomatic-db
                 foomatic-gui D: python-foomatic D: foomatic-db-engine D: foomatic-db
                 printconf D: foomatic-db

               $ aptitude -v --show-summary=all-packages-with-dep-versions why foomatic-db
               Pakketten die afhangen van foomatic-db:
                 cupsys-driver-gutenprint D: cups-driver-gutenprint (>= 5.0.2-4) D: cups (>= 1.3.0) R: foomatic-filters (>= 4.0) R: foomatic-db-engine (>= 4.0) D: foomatic-db (>= 20090301)
                 foomatic-filters-ppds D: foomatic-filters R: foomatic-db-engine (>= 4.0) D: foomatic-db (>= 20090301)
                 kde D: kdeadmin (>= 4:3.5.5) R: system-config-printer-kde (>= 4:4.2.2-1) D: system-config-printer (>= 1.0.0) R: hal-cups-utils D: cups R: foomatic-filters (>= 4.0) R: foomatic-db-engine (>= 4.0) D: foomatic-db (>= 20090301)
                 wine D: libwine-print (= 1.1.15-1) D: cups-bsd R: cups R: foomatic-filters (>= 4.0) R: foomatic-db-engine (>= 4.0) D: foomatic-db (>= 20090301)
                 foomatic-db-engine D: foomatic-db
                 foomatic-db-gutenprint D: foomatic-db
                 foomatic-db-hpijs D: foomatic-db
                 foomatic-gui D: python-foomatic (>= 0.7.9.2) D: foomatic-db-engine D: foomatic-db (>= 20090301)
                 printconf D: foomatic-db

           --show-summary gebruikt om een keten op één regel weer te geven:

               $ aptitude --show-summary=all-packages why aptitude-gtk libglib2.0-data
               Pakketten die afhangen van libglib2.0-data:
                 aptitude-gtk D: libglib2.0-0 R: libglib2.0-data

       -t <release>, --target-release <release>
           Stelt de release in van waaruit pakketten geïnstalleerd moeten worden. Bijvoorbeeld,
           “aptitude -t experimental ...”  zal pakketten installeren uit de distributie
           'experimental' (experimenteel), tenzij u anders specificeert.

           Dit beïnvloedt wat de standaard kandidaatversie van een pakket is, volgens de regels
           die beschreven worden in apt_preferences(5).

           Dit komt overeen met het configuratie-item APT::Default-Release.

       -V, --show-versions
           Toon de versie van de pakketten die geïnstalleerd zullen worden.

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Show-Versions.

       -v, --verbose
           Heeft als gevolg dat sommige commando's (bijvoorbeeld show) extra informatie
           weergeven. Dit kan meerdere keren opgegeven worden om meer en meer informatie te
           bekomen.

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Verbose.

       --version
           Geef de versie van aptitude weer en wat informatie over hoe het gecompileerd werd.

       --visual-preview
           Bij het installeren of verwijderen van pakketten aan de commandoregel wordt niet de
           gebruikelijke prompt weergegeven, maar wordt de visuele interface opgestart met het
           scherm met de voorafbeelding.

       -W, --show-why
           Laat in de voorafbeelding die getoond wordt vooraleer pakketten geïnstalleerd of
           verwijderd worden, zien welk handmatig geïnstalleerd pakket welke automatisch
           geïnstalleerde pakketten vereist. Bijvoorbeeld:

               $ aptitude --show-why install mediawiki
               ...
               De volgende NIEUWE pakketten zullen geïnstalleerd worden:
                 libapache2-mod-php5{a} (for mediawiki)  mediawiki  php5{a} (for mediawiki)
                 php5-cli{a} (for mediawiki)  php5-common{a} (for mediawiki)
                 php5-mysql{a} (for mediawiki)

           In combinatie met -v of een niet lege waarde van Aptitude::CmdLine::Verbose geeft dit
           de volledige keten van vereisten weer die voor elk te installeren pakket leidt tot
           diens installatie. Bijvoorbeeld:

               $ aptitude -v --show-why install libdb4.2-dev
               De volgende NIEUWE pakketten zullen geïnstalleerd worden:
                 libdb4.2{a} (libdb4.2-dev D: libdb4.2)  libdb4.2-dev
               De volgende pakketten zullen worden VERWIJDERD:
                 libdb4.4-dev{a} (libdb4.2-dev C: libdb-dev P<- libdb-dev)

           Zoals hierboven getoond wordt, zal deze optie ook beschrijven waarom pakketten
           verwijderd worden. In dit voorbeeld conflicteert libdb4.2-dev met libdb-dev, waarin
           door libdb-dev voorzien wordt.

           Dit argument komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Show-Why en
           geeft dezelfde informatie weer als die welke door aptitude why en aptitude why-not
           berekend wordt.

       -w <breedte>, --width <breedte>
           Geef aan welke schermbreedte gebruikt moet worden voor de uitvoer van de commando's
           search en versions (in de commandoregelmodus).

           Standaard en als de uitvoer rechtstreeks op de terminal te zien is, wordt de
           terminalbreedte gebruikt. Als de uitvoer omgeleid wordt of door een pijp gestuurd
           wordt, wordt een zeer grote "ongelimiteerde" lijnbreedte gebruikt en wordt deze optie
           genegeerd.

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Package-Display-Width

       -y, --assume-yes
           Neem aan dat de gebruiker “ja” zou antwoorden als er een ja/nee-vraag gesteld zou
           worden. Meer bepaald onderdrukt dit de vraag die getoond wordt bij het installeren,
           opwaarderen of verwijderen van pakketten. Vragen in verband met “gevaarlijke”acties,
           zoals het verwijderen van essentiële pakketten, zullen nog steeds weergegeven worden.
           Deze optie heeft voorrang op -P.

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Assume-Yes.

       -Z
           Toon voor elk individueel pakket dat geïnstalleerd, opgewaardeerd of verwijderd zal
           worden, hoeveel schijfruimte gebruikt of vrijgemaakt zal worden.

           Dit komt overeen met de configuratieoptie Aptitude::CmdLine::Show-Size-Changes.

       De volgende opties zijn van toepassing op de visuele modus van het programma, maar zijn in
       de eerste plaats voor intern gebruik bedoeld. Normaal gezien zult u ze zelf niet moeten
       gebruiken.

       --autoclean-on-startup
           Verwijdert bij het opstarten van het programma oude gedownloade bestanden (het
           equivalent voor het opstarten van het programma en onmiddellijk Acties → Verouderde
           bestanden wissen selecteren). U kunt deze optie niet tegelijkertijd gebruiken met
           “--clean-on-startup”, “-i” of “-u”.

       --clean-on-startup
           Ruimt de pakketcache op bij het opstarten van het programma (het equivalent voor het
           programma opstarten en onmiddellijk Acties → Pakketcache opruimen selecteren). U kunt
           deze optie niet tegelijkertijd gebruiken met “--autoclean-on-startup”, “-i” of “-u”.

       -i
           Geeft bij het opstarten van het programma een voorafbeelding van de downloads (het
           equivalent voor het opstarten van het programma en onmiddellijk op “g” drukken). U
           kunt deze optie niet tegelijkertijd gebruiken met “--autoclean-on-startup”,
           “--clean-on-startup” of “-u”.

       -S <bestandsnaam>
           Haalt de uitgebreide statusinformatie op uit <bestandsnaam> in plaats van uit het
           standaard statusbestand.

       -u
           Begint bij het opstarten van het programma onmiddellijk de pakketlijst bij te werken.
           U kunt deze optie niet tegelijkertijd gebruiken met “--autoclean-on-startup”,
           “--clean-on-startup” of “-i”.

OMGEVING

       HOME
           Indien $HOME/.aptitude bestaat, zal aptitude zijn configuratiebestand opslaan in
           $HOME/.aptitude/config. Anders zal het op zoek gaan naar de thuismap van de huidige
           gebruiker via getpwuid(2) en zijn configuratiebestand daar plaatsen.

       PAGER
           Indien deze omgevingsvariabele ingesteld werd, zal aptitude daarvan gebruik maken om
           de logs met wijzigingen (changelogs) weer te geven wanneer “aptitude changelog”
           uitgevoerd wordt. Indien hij niet ingesteld is, zal teruggevallen worden op more, wat
           de standaard is.

       TMP
           Indien er geen waarde ingesteld is voor TMPDIR, zal aptitude zijn tijdelijk bestanden
           plaatsen in TMP als die variabele ingesteld werd. Anders zal het ze opslaan in /tmp.

       TMPDIR
           aptitude zal zijn tijdelijke bestanden plaatsen in de map die door deze
           omgevingsvariabele aangeduid wordt. Indien er geen waarde voor TMPDIR ingesteld werd,
           zal TMP gebruikt worden. Als ook TMP niet ingesteld is, zal aptitude /tmp gebruiken.

BESTANDEN

       /var/lib/aptitude/pkgstates
           Het bestand waarin de toestand van pakketten en sommige pakketvlaggen opgeslagen
           worden.

       /etc/apt/apt.conf, /etc/apt/apt.conf.d/*, ~/.aptitude/config
           De configuratiebestanden voor aptitude.  ~/.aptitude/config heeft voorrang op
           /etc/apt/apt.conf. Zie apt.conf(5) voor documentatie over de indeling en de inhoud van
           deze bestanden.

ZIE OOK

       apt-get(8), apt(8), /usr/share/doc/aptitude/html/<taalcode>/index.html van het pakket
       aptitude-doc-<taalcode>

AUTEURS

       Daniel Burrows <dburrows@debian.org>
           Hoofdauteur van het document.

       Manuel A. Fernandez Montecelo <mafm@debian.org>
           Belangrijkste onderhouder na Daniel Burrows, documentatie over nieuwe functionaliteit,
           correcties en opmaak.

COPYRIGHT

       Copyright 2004-2011 Daniel Burrows.

       Copyright 2014-2016 Manuel A. Fernandez Montecelo

       Deze man-pagina is vrije software. U kunt ze verspreiden en/of wijzigen volgens de
       voorwaarden van de GNU General Public License gepubliceerd door de Free Software
       Foundation, versie 2 of (volgens uw keuze) elke latere versie.

       Deze man-pagina wordt verdeeld in de hoop dat ze nuttig zal zijn, maar ZONDER ENIGE
       GARANTIE, zelfs zonder de impliciete garantie van VERHANDELBAARHEID of GESCHIKTHEID VOOR
       EEN SPECIFIEK DOEL. Raadpleeg de GNU General Public License voor meer details.

       Samen met dit programma zou u een kopie van de GNU General Public License ontvangen moeten
       hebben. Is dat niet het geval, schrijf dan naar the Free Software Foundation, Inc., 51
       Franklin Street, Fifth Floor, Boston, MA 02110-1301 USA.