Provided by: dpkg-dev_1.22.6ubuntu6.5_all 

NAAM
dpkg-gensymbols - symboolbestanden genereren (informatie over afhankelijkheidsrelaties met gedeelde
bibliotheken)
OVERZICHT
dpkg-gensymbols [optie...]
BESCHRIJVING
dpkg-gensymbols doorzoekt een tijdelijke bouwboom (standaard is dat debian/tmp) op zoek naar bibliotheken
en genereert een symbols-bestand dat ze beschrijft. Dit bestand wordt dan als het niet leeg is,
geïnstalleerd in een onderliggende map van de bouwboom met de naam DEBIAN, zodat het uiteindelijk
opgenomen geraakt in de controle-informatie van het pakket.
Bij het genereren van deze bestanden gebruikt het als invoer bepaalde symboolbestanden die door de
beheerder aangeleverd worden. Het zoekt naar de volgende bestanden (en gebruikt het eerste dat gevonden
wordt):
• debian/pakket.symbols.arch
• debian/symbols.arch
• debian/pakket.symbols
• debian/symbols
Het hoofddoel van deze bestanden is aan te geven welke de minimale versie is die behoort bij elk van de
symbolen die door de bibliotheken aangeleverd worden. Gewoonlijk komt dit overeen met de eerste versie
van het pakket dat in dat symbool voorzag, maar dit kan door de beheerder manueel verhoogd worden indien
de ABI van het symbool uitgebreid werd zonder dat daardoor de neerwaartse compatibiliteit verbroken
wordt. Het is de verantwoordelijkheid van de beheerder om deze bestanden up-to-date en accuraat te
houden, maar dpkg-gensymbols helpt hierbij.
Indien het gegenereerde symboolbestand verschilt van datgene wat de beheerder aanlevert, zal dpkg-
gensymbols de verschillen tussen de twee versies tonen in diff-formaat. Bovendien kan dit zelfs tot een
mislukking leiden als de verschillen te significant zijn (u kunt aanpassen hoeveel verschil u kunt
tolereren; zie de optie -c).
Dit programma werd geïntroduceerd in dpkg 1.14.8.
HET ONDERHOUD VAN SYMBOOLBESTANDEN
De basisuitwisselingsindeling van het symboolbestand wordt beschreven in deb-symbols(5), hetgeen gebruikt
wordt door de symboolbestanden uit de binaire pakketten. Deze worden gegenereerd uit
sjabloonsymboolbestanden met een indeling gebaseerd op het eerste, beschreven in deb-src-symbols(5) en
opgenomen in broncodepakketten.
De symboolbestanden zijn pas echt nuttig als ze de evolutie van het pakket reflecteren doorheen
verschillende releases. De beheerder moet ze dus iedere keer bijwerken wanneer een nieuw symbool
toegevoegd wordt, zodat de minimale versie die eraan gekoppeld wordt, overeenkomt met de realiteit.
De diffs (weergave van de verschillen) die in de bouwlogs te vinden zijn, kunnen als startpunt genomen
worden, maar daarbovenop moet de beheerder erop letten dat het gedrag van deze symbolen niet zodanig
veranderd werd, dat iets dat van deze symbolen gebruik maakt en linkt met de nieuwe versie, niet stopt
met werken met de oude versie.
In de meeste gevallen kan de diff rechtstreeks toegepast worden op het bestand debian/pakket.symbols. Dit
gezegd zijnde, zijn verdere aanpassingen meestal wel nodig: het wordt bijvoorbeeld aanbevolen om het
Debian revisienummer weg te laten uit de minimale versie, zodat backports (nieuwere programmaversies die
geschikt gemaakt worden voor een vroegere release) met een lager versienummer maar eenzelfde
bovenstroomse versie nog steeds voldoen aan de gegenereerde afhankelijkheidsrelaties. Indien het Debian
revisienummer niet weggelaten kan worden omdat het symbool echt via een Debian-specifieke aanpassing
toegevoegd werd, moet men aan het versienummer het achtervoegsel ‘~’ toevoegen.
Vooraleer een patch toe te passen op een symboolbestand, moet de beheerder grondig controleren of dat wel
correct is. Publieke symbolen worden verondersteld niet te verdwijnen. Een patch zou dus idealiter enkel
nieuwe regels mogen toevoegen.
Merk op dat u in symboolbestanden commentaar kunt invoegen.
Vergeet niet na te gaan of oudere symboolversies niet verhoogd moeten worden. Er bestaat geen manier voor
dpkg-gensymbols om in dit verband waarschuwingen te geven. Een diff (weergave van de verschillen)
blindweg toepassen of ervan uitgaan dat er niets aangepast moet worden als er geen diff is zonder zelf op
eventuele wijzigingen te controleren, kan leiden tot pakketten met verslapte afhankelijkheidsrelaties die
onterecht laten veronderstellen dat ze met oudere pakketten kunnen samenwerken. Dit kan bij
(gedeeltelijke) opwaarderingen leiden tot moeilijk te vinden bugs.
Goed beheer van bibliotheken
Een goed onderhouden bibliotheek heeft de volgende functionaliteit:
• haar API is stabiel (publieke symbolen worden nooit verwijderd, enkel worden nieuwe publieke symbolen
toegevoegd) en zij ondergaat enkel op een incompatibele manier veranderingen als de SONAME verandert;
• idealiter gebruikt zij symboolversienummering om ondanks interne wijzigingen en API-uitbreidingen
ABI-stabiliteit te bekomen;
• zij exporteert geen private symbolen (dergelijke symbolen kunnen de tag optional krijgen om dat te
omzeilen).
Bij het onderhoud van een symboolbestand is het gemakkelijk om het verschijnen en verdwijnen van symbolen
op te merken. Maar het is moeilijker om incompatibele API- en ABI-wijzigingen op te merken. Daarom moet
de beheerder het changelog-bestand van de toeleveraar grondig nakijken op situaties waarbij de regels van
goed bibliotheekbeheer geschonden worden. Indien mogelijke problemen ontdekt worden, zou de toeleverende
auteur erover ingelicht moeten worden, aangezien een reparatie op het niveau van de toeleveraar altijd te
verkiezen valt boven een Debian-specifieke tijdelijke oplossing.
OPTIES
-Ppakketbouwmap
Zoek in pakketbouwmap in plaats van in debian/tmp.
-ppakket
Definieer de pakketnaam. Is vereist als meer dan één binair pakket vermeld wordt in debian/control
(of indien er geen bestand debian/control is).
-vversie
Definieer de pakketversie. Standaard is dat de versie die uit debian/changelog gehaald wordt. Is
vereist indien het aanroepen gebeurt van buiten de boom van het broncodepakket.
-ebibliotheekbestand
Analyseer enkel de expliciet vermelde bibliotheken in plaats van alle publieke bibliotheken te
zoeken. U kunt in bibliotheekbestand gebruik maken van shell-patronen met het oog op padnaamexpansie
(zie de man-pagina File::Glob voor details) om met één enkel argument meerdere bibliotheken aan te
duiden (anders heeft u meerdere malen -e nodig).
-lmap
Voeg map vooraan toe aan de lijst van mappen waarin naar private gedeelde bibliotheken gezocht moet
worden (sinds dpkg 1.19.1). Deze optie kan meermaals gebruikt worden.
Opmerking: gebruik deze optie in de plaats van het instellen van LD_LIBRARY_PATH, aangezien die
omgevingsvariabele gebruikt wordt om de runtime linker aan te sturen. Daarvan misbruik maken om de
paden van gedeelde bibliotheken in te stellen tijdens het bouwen van het programma, kan problematisch
zijn, bijvoorbeeld bij het cross-compileren.
-Ibestandsnaam
Gebruik bestandsnaam als referentiebestand om het symboolbestand te genereren dat in het pakket zelf
geïntegreerd wordt.
-O[bestandsnaam]
Het gegenereerde symboolbestand weergeven op de standaarduitvoer of schrijven naar bestandsnaam als
dat opgegeven werd, eerder dan naar debian/tmp/DEBIAN/symbols (of pakketbouwmap/DEBIAN/symbols indien
-P gebruikt werd). Indien bestandsnaam reeds bestond, wordt de inhoud ervan gebruikt als basis voor
het gegenereerde symboolbestand. U kunt van deze functionaliteit gebruik maken om een symboolbestand
bij te werken zodat het in overeenstemming is met een nieuwere bovenstroomse versie van uw
bibliotheek.
-t Het symboolbestand in sjabloonmodus opschrijven, eerder dan in de indeling die compatibel is met
deb-symbols(5). Het grootste verschil is dat in de sjabloonmodus symboolnamen en tags geschreven
worden in hun originele vorm in tegenstelling tot in de compatibele modus waarin de verwerkte
symboolnamen ontdaan van hun tags gebruikt worden. Daarenboven kunnen bij het schrijven van een
standaard deb-symbols(5)-bestand sommige symbolen weggelaten worden (overeenkomstig de regels voor
het verwerken van tags), terwijl in een symboolbestand-sjabloon steeds alle symbolen neergeschreven
worden.
-c[0-4]
Definiëren welke controles moeten gebeuren bij het vergelijken van het gegenereerde symboolbestand
met het sjabloonbestand dat als vertrekpunt gebruikt werd. Standaard is dat volgens niveau 1. Het
verhogen van het niveau leidt tot meer controles, terwijl alle controles van lagere niveaus behouden
blijven.
Niveau 0
Leidt nooit tot een mislukking.
Niveau 1
Leidt tot een mislukking als sommige symbolen verdwenen zijn.
Niveau 2
Leidt tot een mislukking als sommige nieuwe symbolen geïntroduceerd werden.
Niveau 3
Leidt tot een mislukking als sommige bibliotheken verdwenen zijn.
Niveau 4
Leidt tot een mislukking als sommige nieuwe bibliotheken geïntroduceerd werden.
Deze waarde kan vervangen worden door de omgevingsvariabele DPKG_GENSYMBOLS_CHECK_LEVEL.
-q Stil blijven en nooit een diff (een overzicht van de verschillen) maken tussen het gegenereerde
symboolbestand en het sjabloonbestand dat als vertrekpunt gebruikt werd en geen enkele waarschuwing
tonen in verband met nieuwe/verloren bibliotheken of nieuwe/verloren symbolen. Deze optie schakelt
enkel de informatieve uitvoer uit, maar niet de controles zelf (zie de optie -c).
-aarch
Uitgaan van arch als host-architectuur bij het verwerken van symboolbestanden. Gebruik deze optie om
een symboolbestand of een diff (overzicht van de verschillen) voor een willekeurige architectuur te
genereren op voorwaarde dat de binaire bestanden ervan reeds voorhanden zijn.
-d Debug-modus aanzetten. Talrijke berichten worden dan getoond om toe te lichten wat dpkg-gensymbols
doet.
-V De breedsprakige modus inschakelen. Het gegenereerde symboolbestand bevat dan verouderde symbolen in
de vorm van commentaar. In sjabloonmodus worden daarenboven patroonsymbolen gevolgd door commentaar
met daarin een opsomming van de echte symbolen die met het patroon overeenkwamen.
-?, --help
Info tonen over het gebruik en afsluiten.
--version
De versie tonen en afsluiten.
OMGEVING
DPKG_GENSYMBOLS_CHECK_LEVEL
Overschrijft het controleniveau van het commando, zelfs als het argument -c opgegeven werd aan de
commandoregel (merk op dat dit ingaat tegen de algemeen geldende afspraak dat commandoregel-
argumenten voorrang hebben op omgevingsvariabelen).
DPKG_COLORS
Stelt de kleurmodus in (sinds dpkg 1.18.5). Waarden die momenteel gebruikt mogen worden zijn: auto
(standaard), always en never.
DPKG_NLS
Indien dit ingesteld is, zal het gebruikt worden om te beslissen over het activeren van
moedertaalondersteuning, ook gekend als internationaliseringsondersteuning (of i18n) (sinds dpkg
1.19.0). Geldige waarden zijn: 0 and 1 (standaard).
ZIE OOK
<https://people.redhat.com/drepper/symbol-versioning>,
<https://people.redhat.com/drepper/goodpractice.pdf>, <https://people.redhat.com/drepper/dsohowto.pdf>,
deb-src-symbol(5), deb-symbols(5), dpkg-shlibdeps(1).
1.22.6 2025-09-18 dpkg-gensymbols(1)